Hoofdstuk 2
De oorverdovende klap die de oude man had gegeven aan die jongen, hoorde ik nog steeds in mijn hoofd rond spoken. Elke keer als ik er aan terug dacht kreeg ik kippenvel en voelde in de rillingen over mijn lichaam lopen. Het duurde een hele tijd voor ik had durven lopen, het ritme dat ik nu had was nog steeds niet soepel maar ik hield dit wel langer vol.
Ik was moe en uitgeput en ik moest even blijven staan om weer bij zinnen te komen. Al mijn spieren waren nog steeds aangespannen. En de angst stroomde door mijn hele lichaam. Niet alleen de angst voor die klap - de rillingen gierden door mijn lijf - maar ook door dat ik niet wist waar ik nu heen moest. Het leek bijna onmogelijk dat de wereld niet alleen maar uit bomen bestond. Ik keek naar de weg naast mij die ik nu eigenlijk onbewust al een tijdje aan het volgen was, want als er een weg is moest hier ergens ook een huis zijn toch?
Het verbaasde mij dat het nog middag was toen ik eindelijk het dorp had gevonden. Voor mijn gevoel was ik al dagen aan het lopen, maar waarschijnlijk waren het nog niet eens een paar uur geweest. Versuft liep ik de berg af en zocht een plek waar ik misschien de nacht door zou kunnen komen. Want vroeg of laat zou het toch wel donker worden.
Opeens begonnen mijn benen te rennen. Ja echt heel raar maar ze brachten mij ergens naar toe! Ik keek voor mij uit en zag waar mijn lijf mij heen zou brengen. Het eerste wat ik rook was stank. Geeen stank die wel mee viel maar het was echt niet om aan te ruiken! Met een zuur gezicht ging ik weer langzamer lopen en liet mij door de geur lijden.
Ik kwam op een soort van vuilnisbelt terecht. Opgelucht liep ik het erf op. Op de één of ander manier was de stank hier een stuk minder. De vuilnisbelt bestond uit bergen afval. Ik keek om mij heen en het eerste wat ik zag was een in de kreuk gereden auto. Het was jammer dat ik geen auto kon rijden. Ik liet mij op mijn knieen vallen voor een grote berg afval, misschien kon ik wel wat vinden dat van pas zou komen.
Ik hield een lap dik stof omhoog wat een slaapzak bleek te zijn. te vrede legde ik het voorwerp - het was eigenlijk meer vuilnis maar beter dan helemaal niets - naast mij neer. Ik wilde net weer verder gaan toen ik een gegrom hoorde. De angst kwam meteen weer terug van uit mijn tenen. Door de schrik viel ik achter over en stootte mijn hoofd hard tergen de grond. Het gegrom ging over in geblaf. Voorzichtig ging ik overeind zitten, de duizeligheid kwam meteen naar boven. Ook dat nog. Zuchtend stond ik op en heel voorzichtig keek ik om de grote berg afval heen.
Ik had verwacht een heel woest dier te zien die helemaal zwart zou zijn door al het afval hier. Alles dan mijn verwachtingen zag ik nu voor mij. Het was een witte hond, echt helemaal wit! Zo wit als sneeuw. Het dier zag er niet agressief uit maar toch nam ik het zekeren voor het onzekere. Ik wilde een omweg nemen, om de berg heen lopen maar om alle afval bergen heen zat een groot hek. De angst die eigenlijk nooit weg was geweest laaide weer op. Wat moest ik nu doen? Ik was gevangen genomen door een hond!
Versuft ging ik op de grond zitten en hield mijn benen bij elkaar door mijn armen er omheen te slaan.
Mijn ogen begonnen dicht te vallen en voor ik mij kon beseffen dat het heel onverstandig was om met een hond in de buurt in slaap te vallen was ik al weg.
Benieuwd hoe het verder gaat? klik hier!
Wat vinden jullie er tot nu toe van?:)
hebben jullie nog tips, complimenten? Ik hoor het graag!
Laatst gewijzigd door Lisaav op di 31 jan 2012, 19:44, 2 keer totaal gewijzigd.