Hoofdstuk 2.
"Is dit het?", vraagt David verbaast als we het station uitstappen. Ik zet mijn koffer neer en kijk om me heen. Laxford ziet er verlaten uit. De straten zijn leeg op een enkele man na, die langzaam vooruit schuifelt over de stoep. Veel winkels lijken gesloten te zijn. Er branden geen lichten en er is geen beweging te zien.
"Nu snap ik ook waarom Michael geen leuke meiden rond zag lopen..", merk ik op. Wie wil hier nou nog wonen? En wat hield Michael dan hier, behalve zijn werk?
"Wat gaan we nu doen?", vraagt David.
"Wat dacht je van een plaats vinden om te overnachten? En als we dat hebben gevonden, bedenken we wat we gaan doen", stel ik voor. David knikt en pakt zijn koffer. Samen lopen we door de verlaten straten van Laxford. Af en toe rijd er een auto voorbij, maar het is makkelijk te tellen. Ik begin me steeds meer af te vragen wat de mensen hier nou nog houdt. De mensen die ons passeren hebben allemaal ingevallen wangen en donkere ogen, er is iets mis met ze.
"Is dat niet een hotel?", wekt David me uit mijn gedachten. Hij wijst naar een gebouw aan het einde van de straat. Ik haal mijn schouders op.
"Laten we er gewoon gaan kijken", besluit ik en begin harder te lopen. Onderweg passeren we een pub, dat zal dan wel de werkplaats van Michael geweest moeten zijn. We zijn inmiddels het hele dorpje wel doorgelopen en ik heb geen andere pub gezien.
"Gaat U voor", grijnst David en houdt de deur voor me open. Ik knik vriendelijk en stap naar binnen. De hal ziet er kaal uit en de enige persoon is een vrouw achter de balie die meteen overeind springt als we binnen komen. Op die vrouw na is er geen leven te bekennen. Geen spelende kinderen, geen lachende volwassenen. Je zou haast denken dat het hotel gesloten was. Maar dat was niet het geval.
"Een goede middag", begroet ze ons vriendelijk. Het mond krult zich tot een glimlach, maar haar ogen doen niet mee. Ik geef mijn koffer aan David en ga bij de balie staan. Ik wenk David dat hij wel even kan gaan zitten.
"Een kamer voor twee personen alstublieft", zeg ik, ook met een lieve glimlach.
"Natuurlijk!", de vrouw begint op haar computer te tikken alsof haar leven er vanaf hangt.
"Hoeveel nachten?", vraagt ze. Ik kijk David vragend aan. Die haalt zijn schouders op.
"Doe maar voor een weekje", zeg ik. David maakt een gebaar dat het meer moet zijn. "Ik bedoel twee weken."
"Komt voor elkaar. Loop maar even mee, dat breng ik jullie naar je kamer."
"En dit is jullie kamer. Als er vragen zijn kunnen jullie bellen. Helaas hebben we op dit moment geen vaste kok, dus jullie zelf een maaltijd in elkaar moeten flansen. Dan wens ik jullie nu een prettig verblijf", de receptioniste trekt de deur achter ons dicht.
"Kan jij koken?", vraagt David.
"Ik kan een tosti maken.. Of een salade", lach ik. Ik hurk me bij mijn koffer en haal mijn laptop eruit. "Zullen we meteen aan de slag gaan?"
"Ik denk dat ik maar even wat rond ga vragen in die pub", zeg ik. Ik open een document en begin te typen. Tijdens onze reis ga ik een blog bijhouden. In de trein heb ik al wat geschreven en nu schrijf ik over dit rare hotel, waar we zelf moeten koken. "En wat ga jij doen?"
"Ik blijf denk ik hier. Dat reizen is nogal vermoeiend", mompelt David. Ik typ nog even door en kom dan overeind.
"Goed, dan zie ik je vanavond. Als er iets is, bel ik je."
"Pas goed op jezelf!", roept David me nog na voor ik de deur sluit.
Als ik de bij de pub aankom, is het nog steeds zo akelig stil als in de rest van dit dorp. Ik hoor een aantal vrouwen lachen. Zodra ik de deur open gooi, draaien alle hoofden mijn kant op. Ik glimlach vriendelijk en loop naar de bar. Ik neem plaats op een kruk en wacht op de barman.
"Er is geen barman, je moet zelf drinken in schenken", klinkt er achter me. Stom, dat was Michael natuurlijk voorheen. Zo snel zouden ze vast geen vervanging kunnen regelen.
"Stom dat ik daar niet aan dacht", lach ik nerveus.
Ik stap op de man af en steek mijn hand uit. Moet ik mijn achternaam zeggen? De man zal vast meteen medelijden met me krijgen en dan krijg ik zeker geen verhaal uit hem.
"Leona Turner", verzin ik ter plekken. De man stelt zichzelf voor als Erik Davins. "En hoe houden jullie dit dorp in stand?", val ik met de deur in huis. Hij lijkt verbaast over mijn vraag.
"Weet je niet waar dit dorp om bekend staat?", vraagt Erik. Ik schud mijn hoofd en hij begint te vertellen.
"Sinds 1976 is dit dorp één van de meest bezochte plaatsen om drugs te verhandelen. De prijzen waren hier goedkoper dan waar dan ook en dat trok veel bekijks. Het dorp groeide harder dan ooit te voren, steeds meer handelaren kwamen zich hier vestigen om hun eigen zaakjes te beginnen. Maar rond 2009 ging het slechter, hier in Laxford. Eén of andere dealer dacht met de eer te kunnen strijken en verlaagden zijn prijzen zo erg, dat alle andere handelaren failliet gingen. Iedereen die nu nog dealt, werkt voor dezelfde baas."
"En wie is die baas?", onderbreek ik de man. Hij verteld alsof het iets is om heel trots op te zijn, drugs dealen. Was Michael hier ook mee bezig?
"Ach, dat moet je niet aan mij vragen. Ik hou me daar niet meer mee bezig."
"En dan nog even iets heel anders. Werkte Michael Westcliff hier als barkeeper?"
"Michael Westcliff? Die heb ik nog nooit in deze pub gezien."
Writers note
Oké, hopelijk is er nu al iets meer duidelijk. Het is nog steeds een groot raadsel wat Michael betreft, maar dat wordt nog wel duidelijk, later.
Laatst gewijzigd door Anna op ma 07 mei 2012, 19:42, 1 keer totaal gewijzigd.