hoofdstuk 3: solliciteren om te overleven.
-------------------------------------

“Als ik jou was zou ik daar meteen heen gaan. De baan is erg geliefd…”
“Je hebt gelijk! Ik ga meteen een taxi bellen! Super erg bedankt.”
“Laat je het me nog weten of je de baan hebt? Ik woon tegenover het strand.”
“Is goed, zal ik doen.”
Toen hoorde ik de claxon van de taxi. Ik nam afscheid van Pauline en stapte in.

Blijkbaar kwamen ze taxichauffeurs tekort of was het gewoon puur toeval, want dezelfde taxichauffeuse als vanochtend zat voor het stuur. Ik vertelde haar dat ik naar de schoonheidssalon wilde. Mijn rondleiding ging verder. Ik lette goed op waar we langs kwamen zodat ik zelf de weg ook zou kunnen vinden.

Eenmaal bij de salon aangekomen keek ik mijn ogen uit.
‘Het is hier prachtig! Zo groot, zo mooi,’ zei ik tegen mezelf. Hier zou ik wel willen werken!

Eenmaal binnen zag ik vier mensen. Een blonde dame in een roze shirt die aan het opscheppen was tegen een klein jongetje en twee mannen. Ik nam aan dat de man met de schaar in zijn borstzakje de stylist was hier. En dan misschien de man met wie hij stond te praten de tatoëerder. Ik stapte op de mogelijke stylist af.

“Hallo, mijn naam is Ann Johnsson. Ik zoek werk en ik zag dat hier een vacature was?”
“Dat klopt. Fijn dat er iemand is die stylist wil worden! We hebben dringen iemand nodig. Ik dacht persoonlijk dat iedereen in Sunset Valley die baan wel wilde hebben maar dat valt flink tegen. Heb je al ervaring?”
“Eehm… Als klein kind maakte ik mijn moeder…” Ik moest even slikken bij dat woord. “… Wel eens op. Ze haalde het er nooit meteen af. Dus of het was wel goed, of ze was gewoon beleefd.”
“Haha, nee dus. Nou ja maakt niet uit. Als je het niet goed doet dan ontslaan we je gewoon en zoeken we iemand anders.”

“Nou dat is geweldig! Wanneer mag ik beginnen?”
“Dinsdag kan je aan de slag.”
Auch, dat viel tegen. Het was zondag. Dat betekende dat ik pas vanaf dinsdag alles kon opknappen enzo…
‘Ach ja, werk is werk,’ stelde ik mezelf gerust. Ik belde een taxi en besloot naar het strand te gaan om nog wat te vissen.

Natuurlijk had ik weer diezelfde taxichauffeuse. Ik rende het strand op. Er stonden drie huizen tegenover het strand en ik vroeg me af waar Pauline woonde. Nou ja, dat kwam later wel. Ik pakte mijn hengel uit de Steentijd en gooide de dobber in het water.

Eigenlijk had ik het geduld niet voor vissen, maar ik moest toch iets fatsoenlijks eten. En dat was vis! Ik had in mijn koelkast wat sla, een stuk kaas, wat knakworstjes en een pak melk zien staan. Vis zou mijn eten goed aanvullen.

Ik ving een kleine ansjovis. Het ding was ongeveer 100 gram en 5 simdollar waard. Niet zo veel dus… Ach ja, vis is vis. En eten is eten. Tevreden gooide ik mijn hengeltje weer uit. Ik zou vandaag tenminste nog niet sterven van de honger.
-----------------------
Dat was het voor vandaag.
-
terug naar de inleiding