Troy; Geur
'Hallo aarde aan Troy, ik zei wat,' hoorde ik de stem van Sophie mijn gedachten verbreken.
Snel keek ik haar kant op. 'Huh?'
Sophie trok haar wenkbrauw op. 'Is het soms niet belangrijk wat ik zeg ofzo?'
Ik keek haar verbaast aan. Sophie was een goede vriendin, het was alleen zo jammer dat zij meer wou van mij dan ik van haar.
'Rustig aan Sophie', zei Amber snel en vriendelijk, 'hij was vast over iets heel belangrijks aan het nadenken.'
Ik keek Amber haar kant op. Haar gezicht was precies zoals je zou verwachten bij de stem, zacht en lief.
'Hou je er buiten,' snauwde Sophie. Ze wilde verder gaan met waar ze gebleven was, mijn aandacht trekken. Ik zag het aan haar gebaren. Ik wilde haar aandacht niet. Ik was niet van haar.
'Sophie doe rustig, je mag wel wat meer respect hebben voor je roedel genoot Sophie. Als iedereen zo warmhartig was als haar, zouden we het een stuk gemakkelijker hebben.'
Naast me hoorde ik een grom uit Sophie haar keel komen. 'Ik ga echt niet op haar lijken, ben geen barbie pop.'
Amber negeerde haar. 'Vind je dat echt Troy?' Haar glimlach was bijna oog verblindend. Ze straalde van mijn compliment.
Ik zag Finn, de leider van de roedel voorzichtig knikken. Iedereen van de roedel hield meer van Amber dan Sophie, Sophie was soms zo grauw en leeg.
We hoorde geritsel uit de struiken in de verte. Snel keken we die kant op, het was Tijmen, terug van zijn ronde.
'Tijmen schiet op man, kom hier heen, ik moet hier bijna kotsen!' Gilde Sophie.
Tijmen zag ons zitten. Vanaf een afstand kon ik al zien dat er iets was.
Hij rende naar ons toe.
'Nu komt het....' Hoorde ik Finn zeggen.
Tijmen hijgde toen hij bij ons aankwam. 'Sorry dat ik zo laat ben. Ik .. ik.. ik heb iets te melden.' Hijgde hij.
'Ga gauw zitten.' Finn wees op de plek naast hem. 'Vertel.'
'Bedankt voor je compliment,' zachtjes fluisterde Amber naar me.
'Is geen moeite Amber, ik spreek alleen de waarheid.'
Ik keek haar aan in haar grote roze ogen. Haar ogen waren mooi, evenals haar hele gezicht.
Als ik niet met haar in een roedel zat, had ik het geweten. Ze was mooi, lief en zorgzaam. Alles wat een goed meisje moet hebben. Gelukkig had ik mezelf voor genomen nooit iets met iemand van mijn roedel te beginnen. Daar kwam alleen maar ellende van.
Tijmen ging snel zitten, je hoorde hem nog even uit hijgen. Het verbaasde me dat hij zijn tong niet buiten bord stak.
Ik voelde Sophie haar Jaloerse ogen prikken in mijn wang. Ik keek haar kant expres niet op. Haar gedrag moest maar eens over zijn. Ik had haar al vaak genoeg duidelijk gemaakt dat ik haar niet wilde.
'Nou vertel.' Zei Finn rustig.
Het leek net of Tijmen ontwaakte. Tijmen was onze dromer van de roedel. Hij was altijd aan het dromen, waardoor er nog wel eens rare situaties ontstonden...
Ik keek nieuwsgierig naar Tijmen, ik hoopte niet dat hij hetzelfde te melden had, als ik waar ik zojuist aan had gedacht voordat Sophie mij gestoord had.
'O ja,' begon Tijmen. 'Luister goed. Ik deed dus mijn ronde in het bos, ik liep hem. Ik had geen zin om me te transformeren. Niet ver hier vandaan rook ik het. De geur. De geur van Kai. Hij komt dichterbij. De geur rook heel sterk. Het zal niet lang terug zijn dat hij daar geweest is.'
Ik hield mijn adem in. Ik dacht net ook aan Kai. Kai was mijn tweeling broer. Iets meer dan een jaar geleden was hij ook een deel van de roedel. Hij heeft altijd met zichzelf in de knoop gezeten na de brute dood van onze moeder. Toen onze vader iets meer dan een jaar terug vertrok, samen met een hoop andere ouders van onze roedel, is Kai vertrokken.
Hij was klaar met deze kinder roedel, hij wilde avontuur. Gauw na zijn vertrek hadden we gehoord dat hij zich bij twee andere had aangesloten die niet echt bekend stonden om hun goede manieren. Die twee hadden zelfs doden van hun eigen soort op hun geweten en speelde altijd een spelletje.
Ik balde mijn vuist. En nu kwam mijn broer met zijn vriendjes deze kant op, dat konden we niet laten gebeuren.
Al lang roken we zijn geur, het kwam steeds dichterbij, maar we hebben ze nooit kunnen vinden... hun spel...
Finn deed zijn ogen dicht, waarschijnlijk dacht hij na.
'Dat meen je niet', zei Amber verbaast. 'Is hij weer dichterbij gekomen, over een tijdje staat hij op onze deuren te kloppen. Wat moeten we doen?'
'We moeten hem doden.' Sophie haar stem klonk grauw en snel keek ik haar kant op. De blik in haar ogen zei genoeg. Zij wilde dat maar al te graag.
Ik wilde het ook wel, maar diep in mijn hart voelde dat verkeerd. Hij was mijn broer.
'Oke, rustig aan,' Finn had zijn ogen geopend en keek ons allemaal aan.
Finn was de leider over ons geworden, nadat bijna alle ouders waren vertrokken. De rede hiervoor was dat zijn vader de echte leider was. Ik had ook de optie om leider te worden, hij vond ons beide even goed. Ik weigerde. Ik wilde die verantwoordelijkheid niet.
Wel had Finn besloten mij als zijn rechterhand te nemen, zodat ik toch mee kon beslissen. Daar was ik hem erg dankbaar voor.
'Ik denk dat we het rustig aan moeten pakken. We moeten meer controleren en als we de kans krijgen kunnen we misschien met hem praten.'
'Praten?' Gilde Sophie bijna.
'Praten om hem weer bij ons te krijgen. Hij is en blijft lid van deze roedel.'
Ik geloofde mijn oren niet, al hoewel ik het graag wilde, dit was onmogelijk.
'Ik ben het met Sophie eens. Hoe kunnen we nou praten als hij moord voor de lol. Hij misbruikt het. Eenmaal gedaan, blijf je het doen.'
Sophie gooide er een schepje bovenop. Niet het schepje dat ik voor ogen had.
'Als we hem vinden, moeten we hem gewoon doden, weg met dat gespuis. Hij vond zichzelf toch te goed voor ons.' Haar stem was dodelijk, grauw, zonder gevoel.
Amber hapte naar adem. 'Doden? Dat nooit.' Ze sloeg haar kant voor haar mond en keek geschrokken.
'Luister eens even goed Amber, we kunnen er niks aan doen dat jij zo'n watje ben. Ga toch alsjeblieft uit onze roedel. We hebben geen katten nodig, maar wolven. Wolven slachten en jij bent er duidelijk geen.'
Ik zag Amber haar uitdrukking, pijn. Ik keek boos naar Sophie. Hoe kon ze?
'Genoeg Sophie!' De stem van Finn was als een echte leider en snoerde meteen haar mond. 'Je hebt het recht niet op zo te praten over je roedel genoten. Ik denk dat je maar even af moet gaan koelen en over al je woorden moet gaan nadenken. VERDWIJN!'
Sophie gaf hem een dodelijke blik en stond op. 'Ik loop wel een nieuwe ronde en als ik hem tegen komt is hij van mij..'
'Amber gaat het?' Tijmen keek haar bezorgt aan. Amber knikte voorzichtig.
'Dus we doen het zoals ik het zeg. We wachten af, lopen meer rondes en kijken wat hun stappen zijn. Ik weiger in hun spel mee te gaan.'
We knikte alle drie voorzichtig naar Finn, terwijl we Sophie vloekend weg hoorde lopen.
'Weet je Finn, het blijft mijn broer en hoe graag ik het ook wil dat hij terug komt, hij heeft wel dingen gedaan.'
Amber keek me aan. 'We snappen het, maar mensen kunnen veranderen Troy.'
Finn knikte, 'het beste is afwachten, maar wel alvast bedenken wat we moeten doen.'
'Kom op we moeten naar school.' Tijmen stond op en rende weg, half struikelend over zijn veters.
'Kom Troy, we gaan onze tijd weer uit zitten op school. We zullen binnenkort samen even overleggen wat te doen met jou broer.'
Ik knikte naar Finn, die al opstond samen met Amber.
'Kom je ook zo?'
Ik knikte en hoorde hun weg lopen.
Dit was een rot situatie. Hij was mijn broer, mijn slechte broer. Hij ging weg en komt nu weer terug. Ik vroeg me af wat hij in zijn schild voerde.
Ik wist dat hij er was, ik voelde me elke keer bekeken. Alsof hij zo dicht bij was en elke stap die ik zette in de gaten hield.
Overal waar ik kwam rook ik zijn geur, dit omdat we familie zijn. Hij lag op de loer, klaar om aan te vallen.