Hoofdstuk 1
Samen met Tim zat ik op de bank, mijn vriendje al voor een lange tijd. Er lag iets op mijn lippen iets waar ik lang over had nagedacht, zoiets simpels maar dan toch weer helemaal niet. Ik was bang voor een negatieve reactie.
‘Tim, ik wil je iets vertellen.’ Begon ik. ‘Ik heb er lang over nagedacht, maar ik wil heel erg graag op reis gaan.’
‘Wat een leuk idee!’ Zei Tim. ‘Welk land heb je in gedachte.’
‘Frankrijk.’ Zei ik met een grote lach op mijn gezicht.
‘Super land! Maar wat wil je daar allemaal doen?’
‘Het land bekijken, op avontuur gaan.’
‘Ik zie het al voor me, een paar romantische, maar avontuurlijke dagen met jou in Frankrijk.’ Mijn blijheid verdween, dit was waar ik bang voor was.
‘Uhm… Tim. Ik hou heel veel van je, maar het was eigenlijk mijn plan om alleen te gaan.’
‘Ow, dat wist ik niet.’ Tims gezicht veranderde. ‘Weet je het zeker? Je kunt makkelijk verdwalen en misschien loop je wel een leuke man tegen het lijf en…’
‘Oh Tim! Vertrouw je met echt niet? Dat gebeurt heus niet, wees daar maar niet bang voor. Ik kan het heus wel alleen.’
‘Maar dan toch Joy. Mag ik alsjeblieft mee?’
‘Nee, echt niet. Het spijt me, maar ik wil mezelf beter leren kennen en zien of ik het ook alleen aan kan.’ Even was het stil. ‘En ik heb jou nodig om me te vertrouwen.’
Tim trok me op van de bank en omarmde me.
‘Als dat is wat jij graag wil, dan doe ik dat. Ik vertrouw je en wens je heel veel plezier.’ Ik gaf hem een kus.
‘Dankje, dat had ik nodig.’ Ik was alweer een stap verder, maar nu nog iets, mijn ouders.
De volgende avond vertelde ik het aan mijn ouders. Weer precies hetzelfde verhaal, ik wil op reis, naar Frankrijk, op avontuur en Frankrijk herkennen. Bla, bla, bla. Tot daar ging het goed, tot opeens mijn moeder vroeg of Tim meeging en ik voorzichtig nee schudde.
‘Wil je dat helemaal alleen gaan doen?’ Zei mijn vader geschrokken.
‘Schat, dat kan toch niet. Dat is veel te gevaarlijk!’ Kwam mijn moeder er achteraan.
‘Mam, pap, ik kan dit. Ik ga mijzelf beter leren kennen en ik wil zien of ik dit echt alleen kan.’
Mijn vader keek mijn moeder aan.
‘Ze is volwassen schat en als zij dat heel graag wil en weet dat ze het kan, moet ze het doen.’
‘Oké.’ Zei mijn moeder. ‘Ik ga heel erg bezorgd zijn, maar het mag.’ Mijn ouders lachten naar me en ik lachte terug. Ik was vreselijk opgelucht en ik kon nu eindelijk gaan.