Even later...
Ik heb het besloten!” riep Gustaaf uiteindelijk. Ik wil die katten niet in mijn huis! Als tante Margot zoveel geld had, dan had ze die beesten wel in een mooier mandje gestopt! En ze hebben vast vlooien, en krabben onze meubels kapot, en..”
Cornelia suste hem. “Rustig nou maar, je weet niet hoeveel geld het is. En dat is toch ook helemaal niet belangrijk? Heb je er ooit er wel eens bij nagedacht dat die arme katten een goed tehuis nodig hebben? En denk je eens in hoe blij Christiaan zou zijn! Hij wilde altijd al een huisdier, en hij is toch jarig binnenkort, dan is dit toch een perfect cadeau?”
“Nee, nee, NEE!” riep hij stellig. Cornelia wou nog een paar argumenten geven, maar hun gesprek werd onderbroken door de deurbel.
“Ik kom al meneer!” hoorde ze Jenkins van boven roepen. “Nee ik ga zelf wel! riep Gustaaf boos en stampte naar de deur. Cornelia zuchtte. Ze wist dat Gustaaf weer iets had verzonnen om koppig over te zijn. Nouja, dacht ze, dan ga ik me maar even aankleden…
Gustaaf deed open, en zag daar een vreemd oud vrouwtje met een poedel staan. Bars antwoordde hij: “Ja? Wat komt u hier doen?” Het vrouwtje keek argwanend naar binnen. “Hmmm.. Margot had dus toch gelijk. U bent een merkwaardig en onbehoorlijk mannetje.” Zei ze, en onuitgenodigd stapte ze zo naar binnen.
“Mijn naam is Albertine Ysebaert, en ik ben de buurvrouw van je wijlen tante Margot. Ik ben hier gekomen om uw huis te inspecteren.”
"M- Mijn huis inspecteren? Waarom? Wie denkt u wel dat u bent?!"
"Waarom? WAAROM? Nou dat is toch heel duidelijk! Margot vertrouwde u voor geen ene cent dat haar katjes goed terecht zouden komen, en ik denk dat ze gelijkt heeft! Margot vroeg me vlak voordat ze verongelukte of ik een oogje in het zeil zou houden mocht haar ooit iets overkomen! Dus, meneer van de Kerkhof, als u Margots erfgenaam wilt zijn dan moet uw huis dat wel waardig zijn, en dit is een wel erg bescheiden stekje. Zelfs mijn zwembad is groter dan dit huis!”
Nu was Gustaafs trots gekrenkt. “Een bescheiden stekje?!” Dit is helemaal geen bescheiden stekje! En al helemaal niet voor 2 vlooiebalen!” riep hij boos. “O ja? antwoorde Albertine. "Bewijs het dan!” Gustaaf wou de opdringerige Albertine net handmatig de deur wijzen totdat Cornelia binnen kwam lopen.
De vrouw negeerde Gustaaf acuut. “Oh dat zal uw vrouw Cornelia wel zijn. Zij is vast wél redelijk. En in elk geval degelijker gekleed voor zo een nare gebeurtenis.” Ze gaf Gustaaf nog een vuile blik op zijn pyjama.
"Wat is hier allemaal aan de hand?" vroeg Cornelia. "Ik hoorde jullie helemaal boven schreeuwen! Het spijt me mevrouw, maar wie bent u?" vroeg ze vriendelijk aan de vrouw. Albertine Ysebaert vertelde waarvoor ze kwam, dan wel op een iets andere toon.
“Ik zou de katten met liefde zelf in huis nemen, als ik mijn kleine Frou Frou niet had.” zei ze zielig. “Ik vroeg alleen maar of ik even rond kon kijken of de arme dieren wel goed terecht zouden komen, totdat deze nare man tegen me begon te schreeuwen dat ik niet welkom was!’ snufte ze. “En dat terwijl ik alleen maar het beste wilde voor mijn arme overleden buurvrouw en beste vriendin, en nog wel zijn bloedeigen tante! Zo kunt u een oude vrouw toch niet behandelen?” Gustaaf kon zijn oren niet geloven. En Cornelia blijkbaar ook niet.
“Gustaaf, hoe kan je dat nou doen!” berispte ze. “Die arme oude dame wil alleen wat goed is voor de dieren!”
"Excuseert u alstublieft mijn man mevrouw Ysebaert, hij reageerde vast alleen maar zo omdat hij.. eh.. verdrietig is." Gustaaf wou Cornelia van repliek dienen dat hij helemaal niet verdrietig was, totdat ze op zijn tenen trapte, en hij besloot maar zijn mond te houden. Hij voelde zich ook helemaal niet op zijn gemak, zeker niet nu dat harige monster zo naar hem keek.
Cornelia gebaarde de vrouw om mee te lopen. "Komt u maar mee mevrouw, ik laat u het huis wel even zien.” Gustaaf perplex achterlatend.