Hoofdstuk 8
Het was een mooie zondagmorgen. Nee, dat klinkt niet. Op het winderige aardegrond zat ik mijn planten te oogsten. Ja, dat klinkt beter. Maargoed, ik werk weer in mijn tuintje. Zoals altijd eigenlijk. Ik heb de laatste tijd alleen last van veel ongedierte geloof ik. Als ik s’ochtend wakker word, zijn meestal heel wat plantjes weg. Maar Faith zegt dat het ongedierte is. Daar zou ze wat aan doen.
Hoe werkt z’n stomme stropdas in hemelsnaam! Formele pakken zijn echt niks voor mij. Waarom ik dit draag? Vanavond gaan ik en Faith uiteten bij Faith haar baas. Dus alles moet tip top in orde zijn. Maar als eerst moet ik Faith op haar werk ophalen.
‘Goedenavond mevrouw, wilt u met mij naar het bal?’ ‘Maar natuurlijk mijnheer’. We lachen, en we lachen. ‘Je pak zit goed, ik had niet verwacht dat je je stropdas zou kunnen omdoen’. ‘Het lukte mij makkelijk schat, het was zo gepiept’. Faith keek mij met een blik aan, alsof ze me niet geloofde. ‘Oke, ik deed er een paar uur over’. Ze lachte:’Wat ben jij een kluns, maar wel de mijne’.
‘We gaan jou baas laten zien hoe geweldig jij bent’. ‘Want jij, Faith McDuff, kan alles!’ Toen hoorde ik de muziek pas. Dus ik moest gewoon even dansen. Alleen ik heb echt dansles nodig. Dat deed me denken aan mijn schoolbal. Wou ik met een meisje gaan schuifelen, die natuurlijk veel minder mooi was als Faith, en toen trapte ik meerdere keren op haar tenen. Toen kreeg ik een glas Cola in mijn gezicht. ‘Kom Niall, we gaan naar mijn baas’.
We kwamen aan bij een groot, oud huis. Echt z’n huis wat je tegenkomt in die enge horrorfilm. Dus ik stond dus ook met grote zenuwen voor de deur. 'Niall, waarom heb je een houten lepel in je hand?', vroeg Faith verbaast. 'Ik wou een leuk cadeautje voor je baas me nemen'. 'Niall, stop dat die lepel weg!'. Maar waar moest ik de lepel laten? Maar toen deed een man de deur open. ‘Goedenavond, mijnheer en mevrouw, mijn baas verwachtte u al’. En de Butler wees ons de weg.
Het was van binnen nog groter als ik had verwacht. Was mijn huis maar zo groot! Het deed me wel aan het denken, misschien dat we moesten verhuizen. We hebben geld genoeg, tenminste Faith dan. We kwamen bij een glazendeur aan. Door het raam zag ik een bleke man aan het hoofd van de tafel zitten.
We gingen zitten, aan de grote tafel. De man en Faith begonnen aan hun ‘zakengesprek’. Ik weet alleen niet waar het precies over ging. Maar de man werd naar een tijdje boos, en begon te vloeken. ‘Ik ben de oprichter van deze stad, en niet die slonzige wolven!’. Faith keek mij aan en begon hem te kalmeren. ‘Gaat het wel?’, vroeg ik. ‘Faith, de butler gaat je wat te eten geven, ik moet iets met Niall bespreken'. ‘Kan dat niet hier?’, vroeg Faith snel. ‘Nee, dat kan niet’. ‘Maar baas, hij weet niks over…..’. Snel onderbrak hij haar. ‘Faith, hij gaat met mij mee!’.
Ik liep achter de man aan. Ik werd erg bang. Waar was ik in beland. In de keuken draaide de man opeens om. ‘Jij snapt niks van mijn wereld’. ‘Ik heb deze stad opgericht, IK en niemand anders’. ‘En dan denken andere mensen te zeggen dat hun deze stad hebben opgericht’. ‘Dat is niet zo leuk, mijnheer’, zei ik bibbert van angst. ‘Weet je eigenlijk wel in wat voor zaak jou vriendin werk?’ ‘ Weet je wel wat ze moet doen?’ Ik knikte nee, wat ik wist het echt niet. ‘Jij weet niks!’.
‘Mijnheer, luister eens’. ‘Ik wil echt niet ongepast zijn, maar wat is er aan de hand?’. ‘U heeft het over de oprichter van de stad, en de stad is al erg oud’. ‘En wolven?’. ‘Ik weet niet waar u het over heeft’. Ik kreeg zelfvertrouwen, een dikke kik kreeg ik in mijn lichaam. Ik snapte even nergens iets van. Hoe langer ik hier stond, hoe langer ik er over na ging denken dat er iets niet klopte.
‘De wereld is niet zoals jij denkt’. ‘Er bestaan niet alleen bloemetjes en bijtjes’. ‘In dit stadje is niet alles wat het is’. ‘Er sluipen hier mensen rond, als je ze nog mensen wil noemen’. ‘Alles is anders hier, maar dat moet jezelf ontdekken’.
‘Iedereen draagt een geheim mee, zelfs jij’