Hoofdstuk 6

Daniël was opgegroeid tot een kind. Een kind die nergens gevaar in zag. Hij gleed van de trapleuning, ging op tafels staan, sprong op de bank, alles wat niet mocht. Maarja, dat zou ieder kind wel hebben, toch?

En dan onze nieuwste aanwinst, Daisy. Mijn prachtige kleine meid die de wereld ziet als één grote speeltuin.

En, die de wereld ziet als ergens waarin ze alles kan krijgen. Ja, ze had haar willetje. Als ze iets wou zetten ze het op het schreeuwen en nee, in de nachten hield ze zich niet in, dan schreeuwde ze zelfs harder. En als ze niet kreeg wat ze wou, nou, dan had je een lastpost. Ze was echt een humeurig kind.

Mijn koffieapparaat was mijn grote redder. Hij werd veel gebruikt en dan de meeste tijd door mij en niet door Brandon.

’s Morgens ging minstens één kopje naar binnen, ’s middags ook en ’s avonds ook. Dus dat zijn er al drie per dag en meestal blijft het daar niet bij. Ik had het echt nodig om energie te krijgen.

Gelukkig zag Daniël dat ik vaker echt mijn dagje niet had en had hij zo’n goede bui dat hij met Daisy ging spelen.

Daisy vond alles goed, zolang ze maar van iemand aandacht kreeg. Of het nu van Brandon, Daniël of mij was, ze was blij.

Waar ik moeite mee had was dat Brandon vijf dagen in de week van vier tot negen werkte. Dan was hij meer als vijf uur van huis en moest ik alles doen.

En als dan ook nog eens iets kapot ging… Dan was ik helemaal in de stress. Want wie moest het dan maken? Inderdaad, mama.

Als ik dan ook nog eens de kinderen keihard lagen te schreeuwen dacht ik dat ik echt in elkaar kon storten en in tranen uit zou barsten. Dan kregen ze ook echt de wind van voren.

Ik had dagen dat ik op de bank neerplofte en mijn ogen dicht deed. Soms dacht ik dan dingen die ik niet mocht denken… ‘Was ik maar nooit met deze 10 generaties begonnen, had ik maar nooit kinderen gekregen.’