Hoofdstuk 7
Onze Sandy was al een tijdje geen baby meer, ze was een klein peutertje geworden die graag met de poppen speelt. Ze was altijd blij en als je haar kietelde lachte ze super schattig.
Ook hield Sandy veel van muziek, ze zat vaak op d’r xylofoon te tingelen.
Max was nu een echte sporter. Het ging goed met zijn sportcarrière. Om zijn conditie op pijl te houden ging hij elke morgen een rondje langs het strand joggen.
Ik had besloten om huisvrouw te worden. Ik deed het huishouden, kookte en zorgde voor Sandy. Als ik even ging poetsen, of koken, zette ik Sandy in de speelkamer. Daar kon ze zich uren bezighouden.
Ik was ook weer zwanger. Ik was er heel blij mee, Max en ik wouden zeker vier kindjes, een geweldig groot gezin. Dan zou ons gezin helemaal perfect zijn.
Een zwangerschap was wel vermoeiend. Als ik Sandy vaak instopte viel ik bijna zelf om. Ik kon het me niet meer herinneren van de zwangerschap van Sandy, misschien kwam het ook, omdat ik er nog een kind bij heb nu.
Als Max thuis kwam rond half tien lag ik al in bed op hem te wachten. Hij stond dan altijd naast mijn bed. Moe ging ik dan op de rand van mijn bed zitten en rekte me uit.
Hij gaf me dan altijd een klein kusje en een dikke knuffel. ‘Ik ben blij dat je thuis bent.’ Zei ik dan. En dan kropen we samen in bed.
Op een mooie zonnige dag wou Max, Sandy leren lopen. Hij stond in de tuin, nou, een tuin kon je het niet noemen. Er stond alleen een prullenbak. Er moest echt wat aan gedaan worden.
Toch leerde Max d’r lopen. In één keer liep ze wankelig, maar snel, in Max’ armen. Na een paar keer kon ze al gewoon zelf lopen. Max was zo trots, net als ik.
En het idee voor een tuin kwam ook in werking. In een maand was er een prachtige tuin te zien. Aan de ene kant kon je zitten, konden we barbecueën en er stond een spel.
Aan de andere kant was een sproeier voor als het warm was, een boomhut en schommel. Die was voor Sandy als ze ouder is en natuurlijk de toekomstige kinderen.
In mijn zwangerschap leerde ik Sandy praten. Mama en papa kon ze al zeggen, maar meer niet. ‘Plassen.’ ‘Lassen.’ En zo ging het vaker. Na een paar keer kon ze het woord dan zeggen. Het ging dus niet erg snel, maar toen ze een paar woorden kon zeggen ging het steeds sneller.
Het nieuwe leven in mijn buik was erg levendig. Je kon het horen en het trapte vaker. Ik zag het als een teken dat het kindje gezond is.
Na negen maandjes kwamen de weeën. Ik bleef weer thuis, ik wist nu toch al hoe ik ermee om moest gaan en wat ik moest doen.
Na een paar uurtjes zag ik het nieuwe kindje, een zoon. We noemde hem Bob. We lieten hem direct zien aan Sandy. Eerst keek Sandy heel raar naar Bob, maar toen begon ze te giechelen. We hadden bijna het perfecte gezin.