Hoofdstuk 2
De wind waait door mijn haren, en mijn vest beweegt zonder dat ik het aanraak. Ik duw de kinderwagen langzaam door de koude en verlaten straten van Queenstown. Ik denk aan mijn leven, volledig vergooit aan het baren van een kind. Waar zou ik nu zijn als ik niet zwanger was geweest. “Ik kan je helpen, zet de kinderwagen aan de kant en til de baby naar het gras toe..” hoor ik een man zeggen als hij mij voorbij stormt.
Ik weet niet waarom, en eigenlijk ook niet waardoor ik hem gehoorzaam, maar zijn stem hypnoticeert me, ik kan niet zelf meer denken of doen, ik kan allen zijn bevelen opvolgen. Ik til Anthony op en leg hem neer op de plek waar de onbekende man in zwart naar wees. Er klinkt geen geluid, het zijn alleen hij en ik.
“Je weet dat dit het beste is.” blijft hij mij influisteren als de baby in het gras ligt, terwijl ik alleen maar kan staren. “Ren nu als de wind, terug naar het huisje achter de stad. Ik zorg voor hem.” zegt hij warm en koud tegelijk. Voor ik weet zijn mijn voeten in beweging en ren ik zo hard als ik kan de heuvel op, terwijl hij Anthony in zijn armen sluit. “Mijn kindje..” hoor ik hem zeggen.
Heigend kom ik binnen lopen. Ik zie Mitchell en mijn moeder op de goedkope tweedehands bank zitten. Hun hoofden naar beneden, helemaal vermoeid. “Anthony is weg..” zeg ik geschrokken, beseffend wat ik heb gedaan.
De hoofden blijven gericht op de lichtbruine houten vloer, vol met vlekken en deuken. “Anthony..” zeg ik stotterend. “Die man, hij, ik kon niks beginnen..” probeer ik, maar meer krijg ik er niet uit. Mitchell’s hoofd is nog steeds gericht naar beneden en mijn moeder porbeert mij te begrijpen.
“Anthony.. Hij is gekidnapt..” zeg ik tenslotte, zonder enige twijfel. Nu zijn allebei de gezichten op mij gericht. Angst, haat en verdriet voel ik door mijn lichaam heen dwalen. “Ik heb hem gewoon megegeven..” zeg ik snikkend. Mijn moeder trekt voor de zoveelste keer deze maand een geschrokken gezicht.
“Serieus, hoe kon je dit laten gebeuren Ally!?” schreeuwt Mitchell mij nijdig toe. Ook al vind ik het niet leuk, hij heeft alle recht om boos te zijn. “Het was verdomme nog maar een kind, zo onschuldig!” voegt hij er boos aan toe. “Ik weet het.” zeg ik snikkend en bang, met mijn handen in de lucht. Mijn moeder belt de politie en na het gesprek trekt ze snel een andere outfit aan.
“Kom op Mitchell, ik weet dat het onvergeefbaar is, maar ik was mezelf niet..” smeek ik. Hij lijkt bij zinnen te komen, zijn ogen kijken mij aan en even is er een moment van rust en stilte. “Of ik het je kan vergeven is maar de vraag, maar we kunnen ons nu beter op Anthony richten.” zegt hij kalm, als hij zich naar de taxi begeeft.
Het politiebureau van Queenstown bevind zich niet dicht bij ons huis. De autobanden scheuren over de weg heen, je hoort gepiep zodra we een bocht maken en mensen die naar hun werk, of de bushalte, lopen kijken verschrikt op zodra de taxi waar wij in zitten voorbij komt.
Stilte is het enige wat zich bevind binnen het gele koekblik. Mitchell en mijn moeder hebben nog geen woord tegen mij gezegd sinds ik vertelde wat er gebeurd is. Vol zenuwen en angst zitten ze in de taxi, wachtend tot we bij onze bestemming zijn.
Ik probeer ook niet te praten, geen gesprek te beginnnen, maar probeer de man die Anthony heeft te herinneren. Een man van in de dertig met een bril bestaande uit een witte rand en donkere glazen. Redelijk gespierd, een strak zwart t-shirt en een kleine oorbel. Kaal en geen gezichtshaar. Meer kan ik me niet herinneren, allen zijn stem die niet warm of koud was, maar gewoon... Zijn stem.
Ik leg mijn hand op mijn hoofd en veeg het vieze, zoute zweet eraf. De zenuwen gieren door mijn lichaam, bang om Anthony te verliezen. Bang om Mitchell te verliezen. We staan alledrie stil voor de ingang van het politiebureau, wachtend op een teken om naar binnen te mogen lopen.
Tijd vliegt voorbij in het onafgemaakte politiebureau. De zon is opgekomen en de rode stenen muur begint warm aan te voelen. In stilte zitten we allemaal op een bankje, wachtend op een agent om ons te verhoren, of eigenlijk alleen mij.
Er bevindt zich een hele afstand tussen Mitchell en mij, allebei zitten we op een ander goedkoop bankje waar je rug enorm pijn van begint te doen. Ik kijk naar de drie deuren, in het glas zie ik zijn weerspiegeling, zijn ogen zijn vochtig en zijn borstkas gaat snel op neer, arme Mitchell. “Wat heb ik gedaan..” mompel ik zo zachtjes dat niemand het kan horen.
“Ally Britt de Bruin mag zich richting kamer 2 begeven.” wordt er omgeroepen. Mijn moeder kijkt me aan, pakt mijn hand en wenst me succes zonder ook maar iets te zeggen. Met zware voeten verplaats ik mijzelf richting de verhoorkamer. Ik open de deur en zie een enorme hoeveelheid televisies staan.
Elke televisie heeft zijn eigen geluid, omdat ze allemaal op een verschillende zender staan. Ik zie nieuws van verschillende staten en steden over het beeld heen glijden. Mijn ogen worden afgeleid door het bureau aan het eind van de kamer, en de stoel die daarvoor staat.
Ik baan mij een weg door de troep heen en ga zitten op de leren stoel voor het bureau. Ik kijk naar de lege plek die zich achter het bureau bevind, zometeen gaat daar een agent zitten, die mij een enorme waslijst aan vragen gaat stellen die ik niet kan beantwoorden.. Ik staar naar de stenen muur achter het bureau.
In mijn gedachten zie ik de onbekende man Anthony in een wiegje leggen. Schreeuwend van pijn en honger ligt Anthony weg te rotten terwijl de man die ik niet ken toekijkt, en lacht. De gedachten jagen mij de stuipen op het lijf, ik voel de haat sterker worden en heb de nijging iets kapot de slaan. “Ik wil mijn kind terug.” zeg ik woedend.
Sorry dat ik zo snel 2 updates achter elkaar doe
Kon gewoon even niet wachten
! Duss.. Wat zijn jullie reactie's?