@Annemiek Nu ;D Alleen later dan gepland, maar ach ja. Jullie zullen er misschien trouwens wel aan moeten wennen, ik schrijf een stuk minder nu door bepaalde redenen en dan ben ik bang dat dit dagboek niet helemaal bovenaan staat, en ik ga ook nog op vakantie. Dus, tja, sorry.
Hoofdstuk 4. The last day as kid.

Zwijgend luisterde ik naar het geluid van golven die zacht tegen het strand aan beukten. Ik was hier al minstens twee uur, en al die tijd had ik naar de golven lopen staren.
Mijn ogen in ieder geval, mijn gedachten waren ergens anders. Ik probeerde mijn gelukkigste herinneringen weer op te halen.
In de hoop dat ze ooit weer werkelijkheid zouden worden.

Ik was niet dom. Ik was niet achterlijk. Ik hoopte alleen van harte dat het over zou gaan. Over, voordat het nacht zou worden. Voordat de zon, die haar warme stralen boven op me liet schijnen, noodgedwongen plaats zou moeten maken voor de maan.
Maar waar zou ik die uren door moeten brengen, tot dat de zon me weer zou verwelkomen?

Met langzame stappen liep ik naar beneden, naar het strand. Ik kon niet eeuwig hier blijven, ik kon hier niet overnachten. Ik kon nergens overnachten.
Ooit zouden mensen me ontdekten, meenemen, me onderbrengen bij vreemde mensen. Dat was niet erg.
Maar wel dat ik dan niet op de afgesproken plek was, als Melody thuis kwam.

Terwijl ik me op het zand neer liet zakken, begonnen mijn vingers bijna automatisch door het zand te woelen. Met alle macht probeerde ik me te concntreren op het zand voor me.
Ik probeerde een zandkasteel te bouwen. Te genieten van de laatste dag als kind.
Want dat ik het hierna nog zou zijn, geloofde ik niet. Ik had nooit geloofd in sprookjes.

Ik hoorde heel zachtjes voetstappen naast me. Ik keek niet op. Als een volwassene me hir zag, zou die denken dat ik een heel normaal schoolkind was.
School. Ooit zouden ze het merken, als ik de hele tijd niet op zou komen dagen. Heel snel ook, waarschijnlijk. Mijn klasgenoten, mijn vrienden. Wat moest ik hun vertellen? Moest ik ze wel wát vertellen?

Wat nats gleed over mijn wangen. Ik deed geen moeite om mijn tranen weg te vegen. Ik had er al te veel gehad sinds vanochtend om er nog aandacht aan te besteden.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik wat grijs, waarschijnlijk datgene die de voetstappen had veroorzaakt. Ik draaide mijn hoofd een heel klein beetje, en schrok.

Snel stond ik op. Natuurlijk had ik ooit een paard gezien, een klasgenoot had er een. Maar altijd als ik ze zag, liepen ze in de verte of stond er een hek tussen ons in.
Nu niet. Het veulen stond misschien op een meter afstand van mij. En daartussen zweefde alleen maar de warme namiddag lucht.

Het veulen schrok net zo erg van mij als ik van hem. Hij wierp zijn voorbenen met een krachtige zwiep de lucht in, terwijl hij hard hinnikte.
Als betoverend keek ik naar zijn benen, die zoveel kracht leken te bevatten. Die me in een keer leken te kunnen vermorzelen, als een lastige vlieg.

Met nog een laatste hinnik rende hij weg, weg van mij, die hij als een bedreiging zag. Nu pas deed ik een stap achter uit. De betovering was verbroken.
Ik keek hem na, zonder te knipperen. Ik wendde pas mijn hoofd af toen hij uit het zicht was verdwenen, en mijn ogen traanden. Alleen was het nu niet van verdriet.

Mijn gil vulde de warme lucht. Hij verbrak de stilte, net als het gehinnik van het paard had gedaan.
Maar mijn gil was niet van onmacht of angst. Van onmacht, van woede.
En toch misschien een beetje angst. Angst voor wat er morgen komen ging. Angst voor wat de nacht brengen zou.

Mijn voeten stampten op het bouwsel dat ik zojuist nog had gemaakt. Al mijn woede kwam eruit, verpulverde het zand. Minuten stond ik erop te springen, tot dat zelfs het kleinste ophoginkje plat was gestampt.
En al mijn woede was opgebrand, en plaats had gemaakt voor vermoeidheid.

Met benen als lood begon ik langs de kust te lopen. Ik wist niet waar ik heen kon, ik kende geen plek zonder mensen.
Ik kende geen plek waar een meisje zoals ik kon overleven zonder mensen die voor haar zorgde.
Misschien moest ik het erop wagen.
Vertrekken naar een plek die ik niet kende. Waar de wet alleen op papier bestond.