
“Is dat niet Bobbie Haak? Onze oude schoonmaker?”, vraagt oma.
“Eeeh, ja.”, bloost Sumarni, en ze geeft het fotoboek aan Maaike, “Ik kom nu nog maar weinig voor.”

“Ohja, dit weet ik nog. Dit was de dag dat jij het huis verliet, en Loek achterliet. Waarom was dat ook al weer?”

“Loek als peuter was zo schattig! Hij had vroeger echt de hartelijkste lach die je maar bedenken kan.”

“Hij was altijd vrolijk, zoals hier toen ik hem leerde praten.”

“Of toen ik hem per ongeluk een tijdje liet zitten in zijn kinderstoel toen ik werd gebeld.”

“Het was een groot huis voor alleen een peuter en een tiener, maar het was vakantie, en in die zelfde vakantie werd ik al een (jong)volwassene.”

“En daar zat ik dan. Maaike Klaarsen. De kraan in huis ging stuk dus ik belde een reparatiebedrijf.”

“En daar was hij, de man van mijn leven, genaamd Jeremy. Hij was niet eens een loodgieter, maar een vriend van de baas die daar werkte en omdat iedereen bezet was ging hij mij helpen want hij is erg behulpzaam maar tegelijkertijd ook super handig en dat wist zijn oude vriend wel dus stuurde hij hem hier naar toe om mijn kraan te repareren en zo ontmoete ik de man die ik later zou trouwen!” *neemt adempauze*

“Ach ja, we werden al snel elkaar liefjes, we waren gewoon voor elkaar bestemd!”

“Loek en Jeremy konden het al gauw goed met elkaar vinden.”