Hoofdstuk 5
Ik kan niet meer slapen. Gelukkig is het al bijna ochtend, dus ik ga naar beneden en haal een pakje sap uit de koelkast. Na een tijdje komt er iemand naast me zitten. Als hij hier is, moet hij een collega van me zijn. Ik heb hem nog nooit gezien. Hij ziet er ook niet echt vriendelijk uit. Hij leest en negeert me.
Op een andere dag zou ik misschien beledigd zijn, maar vanmorgen vind ik het wel fijn. Ik heb nog even tijd nodig om na te denken over mijn droom/herinnering. Mijn moeder heeft zich goed gedragen in de dagen voor ik naar China ging. Maar dat zou heel snel kunnen veranderen. Wie weet, misschien staat ze nu wel brand te stichten in het park van Sunset Valley. Wat zou ik daaraan kunnen doen? Er moet íéts zijn dat ik kan doen. Maar wat? “Hoe heet je?” hoor ik opeens. De man naast mij heeft toch besloten tegen me praten. “Uh, Anne.” zeg ik nogal verbaasd. “Mijn naam is David.” zegt hij. Voor we meer kunnen zeggen klinkt er een gong, het teken dat we naar de Academie moeten.
We lopen naar de Academie Feniks. Vandaag gaan we oefenschaakwedstrijden spelen en natuurlijk Sim Fu oefenen.
Ik praat en lach de hele dag met David, maar toch kan ik de droom niet uit mijn hoofd zetten. Na de lessen loop ik daarom snel richting het huis. Ik wil rustig na kunnen denken. “Anne!” hoor ik achter me. Het is David. “Ik had een vraagje.” zegt hij. “Ik heb gehoord dat er hier niet ver vandaan een hele mooie bron is, de Drakenbron. Heb je zin om daar met mij heen te gaan?”
Eigenlijk zou ik nee moeten zeggen. Eigenlijk. “Ja, graag. Lijkt me leuk.” antwoord ik.
‘Dichtbij’ blijkt een meer dan een half uur lopen, en inmiddels is het helemaal donker. “Het zou hier om de hoek moeten zijn.” zegt David en hij gaat voorop. Nieuwsgierig ga ik hem achterna.
“Wow!” roep ik. “Je haalt me het woord uit de mond.” lacht David.
Op een van de heuveltjes staat een fonteintje. Ik loop ernaartoe om het beter te bekijken. “Anne, kijk eens.” zegt David. “Wat een mooie bloemen!” roep ik. “Voor mij?”
Gelukkig is het donker, want anders zou David gezien hebben dat mijn gezicht net zo rood is als de rozen. Ik heb nog nooit een vriendje of überhaupt aandacht van mannen gehad. “Het is laat. Zullen we teruggaan?” vraagt hij. Ik knik. Hand in hand lopen we terug naar het huis.
De volgende morgen is het alweer de laatste dag in China. We hebben geen les meer. Ik heb besloten om naar de markt te gaan om een Sim Fu trainingspop te kopen. Maar eerst eet een een kom cornflakes.
Denk je dat ik op David zit te wachten? Echt niet! Het kan me helemáál niks schelen waar hij uithangt. Hij moet z’n goddelijke gang maar gaan. Ben ik een beetje geloofwaardig zo? Dacht ik al. Zuchtend sta ik op om alleen naar de markt te gaan.
Dit zou het moeten zijn. Misschien is David hier ook wel. Maar nee. Er is alleen een verkoper die eruitziet alsof hij wel wat slaap kan gebruiken.
Ik heb een trainingspop gekocht en een Chinese vuurpijl. Ik wandel nog wat rond over de markt. Het duurt nog lang voor ik David zie. En als ik hem dan eindelijk gevonden heb zou ik liever willen dat hij ergens anders was.
Hij staat gewoon met die Chinees te flirten! Jaloers? Wie ik? Chagrijnig loop ik weg. Bah bah bah. Dat heb ik weer. Is er eindelijk eens iemand die mij ziet staan, is het zo’n type dat flirt met iedere vrouw die hij tegenkomt. Al mopperend loop ik naar de Verlichtingstuin. Hier gaan we ons diploma krijgen.
Het is zo mooi dat ik meneer-wiens-naam-wij-niet-noemen even helemaal vergeet. Binnen in een kantoortje wordt het diploma uitgereikt. David is er ook bij, maar ik kijk hem niet aan en hij praat ook niet tegen mij. Behalve een diploma krijgen we ook een officieel Sim Fu pak. De Sim Fu meester zegt dat ik talent heb en ik krijg meteen de oranje band!
Die kleur staat me goed, vind je niet? Ik trek mijn eigen kleren weer aan en ga nog even op het bruggetje staan. “Wat een dikke koi karpers zitten hier hè?” zegt David achter me. “Wat wil je?” vraag ik een beetje boos. Hij pakt mijn hand en buigt naar me toe. “Ik wilde alleen maar even tot ziens zeggen.” fluistert hij in mijn oor. Zijn adem kriebelt in in mijn nek.
Voor ik een intelligent antwoord kan bedenken heeft hij zich al omgedraaid. Foute gast, foute gast zeg ik tegen mezelf. Vervelende flirt. Kan niks goeds van komen. Maar tegelijkertijd hoop ik dat zijn tot ziens betekent dat hij me nog eens wil zien. “We gaan vertrekken!” roept de reisleider.
De reis naar huis duurde lang. Als ik voor mijn deur stop ben ik moe en hongerig. Daarom duurt het even voor ik registreer wat er met mijn woonkamer gebeurd is. “Mam!” roep ik.
Laatst gewijzigd door Ravia op do 17 jul 2014, 20:30, 1 keer totaal gewijzigd.