Hoofdstuk 4:
(De screens van hoofdstuk 5 heb ik ook al trouwens, dus dat gaat snel komen)
Pistachegroene krullen
(Oké, dit is geen Pistachegroen, maar anders was het onzichtbaar)
Het was een lange, vreemde nacht.
Voor Ash ging er grote deur open: de deur van het weerwolf-zijn, hij had nog nooit gejaagd - als een echte weerwolf - en toch deed hij het, nu, juist nu.
Had het huis een vreemde invloed op hem? Geen idee.
Verward en tegelijk nieuwsgierig naar zijn echte aard, groef hij diep in de aarde op zoek naar iets nuttigs,
jankte hij naar de maan en rook hij aan zowat alles om een interessante prooi te vinden.
Dát was dus het weerwolf zijn, het een échte weerwolf zijn...Stiekem vond hij het wel prettig zo, midden in de nacht ongestoord naar wat interessants zoeken en rondsnuffelen:
vreemd om te bedenken dat hij dit 27 jaar lang als een vloek had behandeld.
Maar hij besefte dat het niet eeuwig kon blijven duren: hij was te onervaren om in de wildernis, als weerwolf, te overleven en daarbovenop werd het al langzaam terug licht.
Nieuwsgierig keerde hij terug naar het mysterieuze huisje: misschien was de vreemde bewoner al thuis.
Eenmaal bij het huis aangekomen, was hij stomverbaasd. Hij keek gewoon recht naar het bewijs dat er wel degelijk iemand woonde...
Er hing verlichting en de garagepoort, die leidde naar een helemaal lege garage, stond open.
Plots kwam er een gevoel van walging in hem boven: er hing een vreemde, bloederige, rottende lucht rondom het huis...
Met kippenvel wandelde hij rond in de lege voortuin.
"Hoe kan een huis er nu zo bewoond en onbewoond tegelijk uitzien?" Was een vraag die hij zich stelde.
Hij was bang, nieuwsgierig, opgelucht, en tegelijk ook gefrustreerd: er woonde wel degelijk iemand, dus wou hij nog liever weten wie,
maar de stank gaf hem een vreemd vermoeden. Misschien was het wel een vampier die er woonde, een vampier die haar of zijn slachtoffers liet creperen op de grond,
uiteindelijk stierven en rook hij nu de stank van het rottende vlees? Of, nog erger, een vampier met de naam Ariane? Hij wou er niet aan denken...
Maar tegelijk was een vampier vreemd om er te wonen: een bloeddorstige vampier ging zich niet bezighouden met sierlijke feestverlichting ophangen,
dat zou belachelijk zijn.
Hij zette de gedachte uit zijn hoofd en veranderde terug in een mens.
Daarna keek hij rustig rond in de straat, misschien zag hij iemand die meer wist over de bewoner van het huis.
Hij had geluk, er kwam juist een auto voorbij rijden. Hij liep naar het voetpad en riep luid: "Stop even!"
voor hij bijna van plan was voor de auto te springen in de hoop de blondharige vrouw achter het stuur zo tegen te houden.
...Maar vooraleer hij iets kon doen zoefde de auto snel voorbij, ze wou er blijkbaar zo snel mogelijk terug weg zijn en Ash dacht terug aan de vreemde stank.
Hij ging dan maar naar huis, die stank hield hem tegen om - ondanks de garagepoort nog steeds openstond - binnen een kijkje te nemen
en zo vroeg in de ochtend reed er zelden iemand langs die hem verder kon informeren.
Daar vervolgde hij zijn alledaagse routine: oude kranten opruimen, eten, douchen, slapen...
De volgende ochtend ging hij, na een slapeloze nacht, in de stad opzoek naar mensen die iets meer wisten over het huisje. Het was vreemd,
maar stiekem hoopte hij dat hij Ariane ging tegenkomen...Misschien wou ze hem het 'huismysterie' wel gewoon vertellen.
Het was nog maar ergens in de middag toen hij vastberaden door de stad rende. (hij moest niet gaan werken dus het was geen enkel probleem)
Hij keek rond in alle parken, vroeg aan iedereen iets, maar niemand kon hem iets meer vertellen over 'het lichtgele huisje enkele kilometers buiten de stad'.
Uiteindelijk besloot hij het ook te wagen in de ontelbare cafés, bars en fuifzalen in het centrum van de gigantische stad.
De eerste plek waar hij binnenging, was een soort van sportcenter waar er eigenlijk alleen maar aan de dranksport werd gedaan.
Gestrest ging Ash op een barkruk gaan zitten en keek hij de - lelijke - barvrouw aan.
"Het klinkt misschien raar", begon hij met vragen,"Maar weet U iets meer over het lichtgele huisje enkele kilometers buiten de stad?"
De vrouw knikte verward met haar hoofd en gebaarde dat Ash weg moest.
Dat deed hij dan maar, hij ging terug naar buiten. Er waren nog andere mensen, maar die gingen waarschijnlijk niet veel meer weten dan zij:
wat de bezoekers weten, weet de barvrouw of barman, had Ricky hem eens verteld.
Hij deed nog de moeite op enkele andere plekken hetzelfde te doen, maar geen resultaat: het huis was voor de duizenden mensen in en rond Bridgeport even onbekend als voor hem.
Het was al bijna terug avond, en vermoeid van het de hele dag rondlopen ging hij terug naar het huisje...Er brand licht en er staan enkele meubels,
was het eerste wat er in hem opkwam.
Afwachtend ging hij, zoals de nacht voordien, weer voor de houten door gaan staan en hij drukte de bel in.
Ding doooiiing klonk het, het normale geluidje: de bewoners hadden blijkbaar (nog) geen moeite genomen het muziekje te veranderen...
Misschien woonden ze er nog niet lang.
Hij kreeg een koude rilling over zich heen toen hij terug dacht aan de stank.
Weeral werd er niet opengedaan, maar deze keer was hij er zeker van dat er iemand thuis was, en stank of niet, hij ging weten wie.
Hij belde nog een keer, geen reactie.
Toen deed hij hetzelfde als de avond ervoor: hij ging rond het huis gaan rondkijken en deed pogingen door de ramen te kijken,
hij stond in de voortuin toen er plots iemand bij een raam verscheen.
Het enige wat hij zag was haar, een stuk arm en een stuk van het lichaam van iemand...Van een meisje. Een meisje met pistachegroene krullen.
Opgewonden ging hij terug naar de deur, en belde nog maar eens aan.
"Hopelijk doet ze nu wel open", mompelde hij tegen zichzelf, hij kon zijn nieuwsgierigheid naar het mysterieuze groenharige meisje niet verbergen.
Na ongeduldig meteen daarna nog eens op de bel geslagen te hebben, zag hij de klink bewegen en hoorde hij een klik.
Niet veel later stond er voor hem een graatmager, bleek meisje met een groene jas, fel oplichtende goudkleurige ogen en die vreemde,
pistachegroene krullen die er op een bepaalde manier natuurlijk en onnatuurlijk tegelijk uitzagen.
"Wie ben jij", hoorde hij een wantrouwige en trillende stem zeggen.
"Ash", antwoordde hij vriendelijk en slikte snel een paar woorden in. Ze probeerde het te verbergen, maar dit tengere en onschuldige meisje stond op het punt te beginnen huilen.
Enkele seconden lang was het er stil, het meisje zei sowieso niks en Ash wist niet wat hij moest zeggen:
hij had alles verwacht, behalve een op het eerste zicht totaal onschuldig en verdrietig meisje met zulk vreemd haar. Haar lippen werden daarbovenop paars van de kou.
"Ehh...Mag ik binnen komen?" vervolgde hij vriendelijk. Het meisje knikte en deed de deur terug open.
Ash ging in een stoffige zetel in de voor de rest redelijk lege kamer gaan zitten en het meisje deed haar jas uit, waaronder ze een versleten blousje vol met gaten en scheuren aan had.
Daarna ging ze naast hem gaan zitten en staarde ze hem nieuwsgierig en vreemd glimlachend aan.
"Hoe noem je?" vroeg Ash om de stilte te doorbreken.
Het meisje haar goudkleurige - Ash dacht weerwolf - ogen keken hem vrolijk aan en stil mompelde ze: "Alice."
Ash was verstild. "Alice? Gewoon Alice?" vroeg hij verbaasd terug.
"Hoezo?" klonk het plots een stuk minder opgewekt.
Ash verstilde weer. Waarschijnlijk wist ze haar achternaam niet...Misschien wist hij nu evenveel van haar als zij van zichzelf wist.
"Een achternaam," vervolgde hij,"iedereen heeft een achternaam, die van mij is Night. Ik noem Ash Night."
Hij glimlachte lief naar het meisje, het liefst van alles wou hij haar bestormen met allerlei vragen maar wist dat het geen goed idee was.
Was dit vreemde meisje waar Ariane hem naartoe had geleid?
"Ik Pistache", zei het meisje plots, terug vrolijk."Ik noem Alice Pistache."
Ash moest er om lachen, waarschijnlijk had ze het snel verzonnen omdat ze ook een achternaam wou hebben, ach ja, het paste bij haat haarkleur.
"Pistache?" vroeg hij toch nog verbaasd."Leuk."
Hoe langer, hoe vreemder het meisje werd. Ze had verscheurde kleren, groen haar, geen achternaam, goud oplichtende ogen
en het leek of ze de hele tijd onder invloed van drugs verdwaasd naar de grond staarde. Vreemd meisje, maar ze leek zo ontzettend ontschuldig en Ash vroeg zich af hoe oud ze was.
Zo gedacht, zo gezegd en hij vroeg het: "Hoe oud ben je?"
Het meisje keek verdrietig naar hem."Weet niet", mompelde ze.
Ash slikte. Hij wist echt even veel over haar als zij van haarzelf wist en probeerde het op een andere manier te vragen.
"Hoelang woon je hier al, in dit huisje?" als ze 20 jaar zei, moest ze alvast ouder zijn als 20.
Alice zei even niks en zat gewoon stil, alsof ze nadacht, en Ash dacht te zien dat er een smal traantje over haar bleke, besproette wang rolde.
'W...Weet ik ook niet", snikte ze en ze barste in tranen uit.
Ash zag de tranen uit haar ogen komen bood snel zijn excuses aan."Sorry Alice, het was niet de bedoeling je verdrietig te maken..."
Gelukkig lachte ze al snel terug en Ash was opgelucht.
"Ben jij een...Weerwolf?" vroeg ze met een klein lachje erachter. Ash draaide zij hoofd naar haar en keek haar verstomd aan.
"Hoe...Hoe weet jij dat?" Vroeg hij nieuwsgierig terwijl hij naar Alice's blinkende, goudkleurige ogen keek.
Het meisje keek verlegen naar de grond en toen terug naar Ash, die haar nog steeds aanstaarde.
"Ik zag je daarnet terug transformeren", zei ze, weeral gevolgd door dat lachje dat nog vreemder was als zijzelf.
"Oh, natuurlijk", herinnerde Ash zich en vroeg toen hetzelfde terug. Daarna duurde het niet lang of ze vroeg waar hij,
waarschijnlijk de enigste soortgenoot die ze kende, vandaan kwam.
"Ik kom van de stad die je ziet achter dit huisje", legde hij uit."Waarom ben jij hier dan? En mag ik die stad eens zien?" vroeg ze geïnteresseerd terug.
Ash zuchtte diep. Hij begon langzaamaan te begrijpen dat dit meisje een half in de wildernis opgegroeide weerwolf was die geen besef had van het bestaan van een stad,
meestal eekhoorns of andere dieren at waarvan ze de restjes dan ergens in een hoekje in dit huis bewaarde, vandaar de stank,
en waarschijnlijk jaren geleden in dit huis was gedropt, waarschijnlijk toen ze nog maar een jaar of 8 was.
Ash had oprecht medelijden met haar en was bang dat ze zou flippen als hij haar eens meenam naar de 'vreemde lichtgevende torens', zoals zij ze overtuigend noemde.
Toen sprong haar tengere lichaam recht."Wil je me als weerwolf zien?" klonk het toen ze juist terug recht stond.
Ash kon niks terugzeggen: er kwam een gouden gloed rond haar heen - die hij maar al te goed kende - en toen was ze veranderd.
Ash deed mee en zodra hij was getransformeerd keek hij verbluft naar het voordien nog zo onschuldige meisje:
ze zag er, net als hij, nog geheel hetzelfde uit buiten het feit dat haar lieve gezichtje was vervangen door een gezicht dat permanent boos keek en
ze had een vooruitstekende kaak waar grote, scherpe tanden uitkwamen.
Verder zag hij dat zelfs haar nagels pistachegroen waren.
Dit was hoofdstuk 4 !
Jo-Anne, snap je nu de titel?
Opmerkingen van het geniaal brein achter dit verhaal:
- Dit hoofdstuk bevat 'maar' 1966 woorden
- Pistache is wel degelijk Alice's achternaam, ik heb haar zo gemaakt
- Ik weet dat dit hoofdstuk nogal plots stopt maar het was de beste splitsing in mijn 81 screens
Vorig hoofdstuk
Volgend hoofdstuk
Laatst gewijzigd door gitte2001 op za 09 mei 2015, 18:30, 1 keer totaal gewijzigd.