Zwijgend liepen we achter het stamhoofd aan. Jack had me stevig vast, alsof hij me wilde beschermen. Waarvoor? Voor de toekomst? Daar kon hij me niet voor beschermen. En Jane moest zo snel mogelijk verzorgd worden maar ik kon geen inboorlings. Of wat voor taal dan ook. We liepen steeds dieper de jungle in. Ik zag giftige slangen wegschieten en hoorde apen roepen. Nu was ik wel bang. Voor de beten van dodelijke spinnen, om maar wat te noemen. Toen kwamen we in een open plek aan. Een paar hutjes stonden bij elkaar en er waren vrouwen, mannen en kinderen die verbaasd omkeken.
"lihat apa yang saya temukan," zei de man trots tegen zijn stam en wees naar ons. Ik slikte. Ik hoopte alleen dat het roosteren van een mens snel ging.
LIA
