Het werd langzaam zwart voor mijn ogen. De pijn in mijn been bleef aanhouden. Ik wou mezelf omhoog hijsen. Het puin van het plafon werd zo snel mogelijk weggettrokken. Vier handen grepen mijn armen en zeulden me omhoog. Ik wou proberen te staan maar mijn been deed teveel pijn. Ik voelde hoe ik hobbelig van het schip werd afgezeuld. Ik voelde een plof en mijn rug deed pijn. Er klonken een aantal voetstappen.
Mijn been brandde. " Lia." Kreunde ik.
Ik wilde Emerild en Willow achterna rennen maar Jack greep me vast en tilde me op. Ik spartelde wild tegen.
"JACK LAAT ME LOS! Ik ga Cwen helpen!" gilde ik. Maar Jack's greep verstevigde alleen maar.
"Nee Lia. Ik denk niet dat je dat hele eind kan zwemmen. Je bent te zwak."
"Ik ben niet zwák!"
Jack zette me neer op de grond maar bleef me vasthouden.
"Nu wel even, Lia."
Toen besefte ik dat hij gelijk had. Ik stopte met tegensputteren en wachtte tot de anderen terug kwamen.
Ik ging in het water zitten. Er zou toch niks op me vallen. Ik zou net zo goed een van de vlammen in kunnen lopen. Iets dieper liep ik het water in. Het had toch allemaal geen zin meer. Kwaad schopte ik tegen het natte zand van de zeebodem. Ik draaide me om en zag hoe Cwen werd afgevoerd. Haar linkerbroekspijp was halfweggesmeuld en haar been was bedekt met grote blaren en dikke brandwonden.
Ik keek weg. Ineens sloot een hand zich om mijn pols. Wie was dat...
Als ik Cwen zie liggen hap ik naar adem.
Haar borst ging zachtjes op en neer. Ik liet Emerild los, ookal had ik desteun nodig. "Cwen?" Zeg ik aarzelend terwijl ik naast haar neer kniel. "Lia" Kreunt ze. "Lis is hier niet. Kom mee, je kan hier niet langer blijven!" Ik wou Cwen optillen, maar ik was nog steeds zwak. Aarzelend kijk ik naa Emerild. Ze knikt en tilt Cwen op. Ik zie dat het haar ook moeite kost. Ik begeleid Emerild met Cwen in haar armen jaar de zijkant van het schip, tot ik plots gekraak hoor, "buk!" Schreeuw ik. Emerild doet wat haar gecrasht wordt, maar ik luister niet naar mijzelf. Waarom? Omdat ik eigenwijs ben.
Ik zie iets dat brand op mij stort, ik voel dat het vuur mijn huid raakt. Ik voel het branden. "Spring!" Fluister ik naar Emerild. Ze schudt haar hoofd en schud me heen en weer. "Komop Will! Je kan het! Zo zwak ben je niet!" Ik glimlach, ze had gelijk.
Ik stroop mijn mouwen op, kijk even snel naar mijn. Armen, rood bebloed en rauw. Viel dus reuze mee. "Kom,"
Ik hijgde zacht. Ik mocht niet janken van mezelf. Ik was hun kapitein.
Ik moest sterk blijven. " Lia." kreunde ik zacht. " Lia!" brulde iemand. Er klonken voetstappen.
Iemand zat aan mijn been. het deed nog meer pijn. Ineens knielde er iemand naast me neer. Lucas.
" Waarom was je zo dom om terug je schip op te gaan? " vroeg hij half kwaad. Ik wou hem vastpakken en omhelzen. Maar dat zou mijn been pijn doen. " Ik laat mijn schip niet alleen." Mompelde ik tegen hem.
" Gekke Cwen." fluisterde hij zacht. " Lieve Lucas." Mompelde ik.
"Richard, wees eerlijk. Probeer je mij en Lucas uit elkaar te drijven?" ik ben stikzenuwachtig voor het antwoord, maar als ik alles naga komt het wel hierop neer. Als hij een echte vriend was zal hij eerlijk antwoorden.
"Cwen cwen cwen wat ben je toch een typische kapitein! die willen altijd met hun schip ten onder gaan" zeg ik lachend ik ben hartstikke blij dat ik Cwen heb gered. "Euh Emerild waar is Alice?" vroeg Cwen twijfelend. Ik ren over het eiland als ik kleine Alice huilend op de grond vind. "Alice kom mee meid! Ik heb je mama gered!" zeg ik opgelucht dat ik haar heb gevonden. Ze pakt mijn hand en rent met me mee.
"Ik heb vijf jaar met Ailyn gehad. Dan pleegt ze zelfmoord omdat ik vreemd zou zijn gegaan. Dan wordt ik verliefd op jou. En dan knijp je er tussenuit voor Lucas! Je doet niet alleen mij pijn! Je doet Cwen ook pijn! Zie je het niet!" Er borrelde woede in me op die ik nooit eerder had gevoeld. Mijn handen trilden.
" Je doet iedereen pijn Jane." Siste ik.
Ik pakte Alice vast en drukte haar tegen me aan. " Hallo lieverd." Fluister ik zacht tegen haar.
"Mama." Fluisterd Alice tegen me. Ik pakte Lucas'hand.
Ik voel mijn onderlip trillen, ikz ie dat de handen van Richard hetzelfde doen.
"Sla me dan, als het je zo oplucht!" Ja hoor, ik voel meteen een brandende handafdruk in mijn gezicht.
"Doe het nog een keer!" Weer voel ik de pijn in mijn gezicht. De kletterende regen maakt het niet veel beter op.
"Nog een keer!" huil ik. Ja hoor, weer voel ik de pijn.
"Lucht het op? Voel je je beter nu je me pijn gedaan hebt?"
Richard kijkt wat onzeker, maar nog steeds woedend.
"Zo voel ik me ook. Het is niet dat ik anderen voor mijn lol zo het leven zuur maak! De weg naar geluk duurt lang Richard, en die kan je niet zonder horten en stoten voltooien. Als je het wilt, mag je me net zo lang slaan als je wilt, maar ik heb mijn twijfels over hoe lang je dat volhoudt.
Ik glimlach, ik was blij dat Cwen terecht was en dat we haar naar het vasteland konden slepen. Ik laat me languit vallen op het zand, ik sluit mijn ogen en zucht.
Ik was gelukkig, en ik was niet slecht, ik had een leven gered, nuja Emerild en ik. We hebben een dochter haar moeder weer terug gegeven. Daarmee is het leven toch compleet? Ja. Ik vind van wel. Ik had geen vrienden nodig, ik had geen liefde nodig. Het enige wat ik nodig had was iets om te doen. Daarmee hield het op.
De gebeurtenissen zetten me aan het denken, wie weet, wie weet. Wie weet vond ik een keer iemand die 'echt' om me gaf. Dan. ja dan pas zou mijn leven echt compleet zijn. Maar voorlopig genoot ik van het leven zoals het nu was.
Rustig, met soms heftige dingen, maar ik leefde nog, dat vond ik belangrijk. Dat ik nog leefde.
Maar als iemand anders dood was gegaan, had ik dan mijn leven ingeruild? Als bijvoorbeeld Lia dood zou gaan, en ik zou mogen ruilen, zou ik het dan doen?
Ja, ik zou het doen. Lia' leven had meer in zich. Voor mijn gevoel was mijn leven al voorbij.
Maar zou er iemand zijn leven opgeven voor mij? Voor dat galgenmeisje? Nee, dat wist ik zeker.
Ik zucht en laat mijn ogen dicht vallen. Ik had wel wat rust verdient.
Ik drukte Alice iets dichter tegen me aan. Er rolden tranen over mijn wangen. " geweldig ga ik toch huilen." Snotter ik zacht. " mijn mooie schip." jankte ik.
" Ik ga je niet slaan." Gromde ik. " Niet meer." Mijn handen trilden nog steeds en eigenlijk had ik zin om Jane nog een mep te geven. Jane snikte zacht. "Kijk eens naar Cwen." Gromde ik. " Ze heeft een kind. En dat Kind heeft geen vader. Enig idee hoe dat voor jou zou voelen. Ik weet het." Gromde ik zacht. " Mijn vader is vlak na mijn geboorte vermoord. Fijn is het niet. Jij weet hoe het is als iemand die je dierbaar is sterft." Ging ik verder. "Ik ben iedereen die ik liefhad kwijtgeraakt. Ik wil jou niet kwijtraken." Dat laatste fluisterde ik.
Ik knik naar Cwen, "Blij dat je oké bent" zucht ik en sta op. "Waar ga je naar toe" ik kijk cwen betekenisvol aan, ze lacht schaapachtig. Ik mok en zet me weer naast haar neer. Ze kijkt weg "Hé" ik schenk haar een scheve glimlach. "Ik ben er zeker van dat jij iemand vindt die jou de liefde kan geven die je verdiend" Cwen fronst en tuit haar lippen, ik bedek ze met mijn vinger "Niet ik dus" grinnik ik. Ze toont me een wrange glimlach, ik sta op. Ik voel een steek door mijn lichaam, een steek van eenzaamheid. Waar was Jane, het was hard om toe te geven maar ik kon echt niet zonder haar. Ik zag haar gestalte een eindje verderop op het sneeuwwitte strand. Mijn grijns wordt breder en in looppas snel ik naar haar toe, eens dat ik dichterbij kom zie ik dat er nog iemand staat. Ik slik, het is Richard. Jaloezie begint aan me te vreten en ik vertik het om hen te storen. In plaats daarvan sta ik op een afstandje toe te kijken, waarom. Ik beet op mijn lip, als ik Jane wou vertrouwen moest ik zeker weten dat ze niets voor me achterhield ...
Er verschijnt een grijns om mijn lippen. Ooit zal hij me wel kiezen. Alice nestelde haar hoofd in mijn nek.
Ik klopte op haar hoofd en langzaam kwam ik overeind. Ik kreunde en wou mijn been vastgrijpen maar dat zou alleen maar meer pijn doen. Alice trok me voorzichtig overeind. Ik ging wankel staan. Zacht kreunde ik.
"Ik weet het wel Richard. Als je denkt me goed te kennen heb je het mis." vanuit mijn ooghoek zie ik Lucas op het strand staan. Mijn hart maakt een klein sprongetje, ineens lijkt dit gesprek minder erg.
"Wil je me even excuseren?" zonder op antwoord te wachten hol ik over het strand naar Lucas toe en vlieg hem om de hals.
"Gaat het wel?" vraagt hij als hij mijn tranen ziet.
"Met jou in de buurt wel. Het was gewoon niet zo'n leuke conversatie."
xx- Jane -xx
---------------------------
Ik voel dat mijn wangen beginnen te gloeien, maar ik zet mijn beste beentje voor. Het is inmiddels al donker geworden en de donkere hemel is versierd met de mooiste sterren.
Ik geef hem een stevige zoen in zijn nek en probeer hem op het zand te duwen, maar daar heb ik de kracht niet voor. Om te voorkomen dat de boodschap niet goed aankomt laat ik mijn vingers langs de knopen van zijn hemd glijden, waardoor ze een voor een openspringen.
"Dit bedoel ik." fluister ik en zoen hem weer.
xx- Jane -xx
Laatst gewijzigd door Hikari-desu op ma 31 jan 2011, 22:38, 1 keer totaal gewijzigd.
Ik frons maar Jane laat blijken dat ze er niet verder over wilt praten, ik begrijp haar, het was iets tussen haar en Richard. Mijn borst zwol op. Met mijn vingers glij ik zachtjes door Janes haren. "Je ziet er mooier uit zonder make-up" Jane krijgt een kleur en verbergt haar hoofd in mijn blouse. "Dat meen je niet" kreunt ze tussen de stof door. Ik til haar hoofd op en laat het steunen op mijn beide handen. Zacht breng ik mijn lippen naar de hare en zoen haar kort. "Ik zweer het" mompel ik plechtig. Een klein glimlachje verschijnt op haar gezicht en en kust me terug. "Wat gaan we nu doen" ik zuchtte "Ons schip is weg en we zitten hier op een godvergeten eiland"
Ik leg mze neer op een droge plek op het strand, een lichte bries deed zand opwaaien en ik kneep mijn ogen tot spleetjes. "Nou, " zei Jane, ze streek met haar vinger langs mijn borstkas "We maken er het beste van"
Een onnozele glimlach verscheen op mijn gezicht wanneer ze een kus op mijn neus drukte. Mijn leven was al perfect als ik bij haar was. "Wat heb je in gedachten"
Ik knipperde met mijn ogen. De harde waarheid ketste in mijn gezicht. Mijn schip was een wrak.
Alice sprong overeind toen ik met een stekend been naar men schip liep. Ik ging in het donkere water zitten
en legde mezelf tegen het schip aan. Er dwarrelde een laagje as op mijn hoofd. "Geweldig. Hoe ga ik mensen nu naar hun post schoppen?" Gromde ik tegen mezelf. "Niet." Gromde iemand tegen me. Ik keek op. Richard stond voor me. "Oh hoi Richard hoe gaat het?" Vroeg ik zacht. Richard haalde zijn schouders op en ging naast me zitten. "Wat ben je chagrijnig de laatste tijd. Normaal ben je zo vrolijk." Gromde ik. Richard haalde zijn schouders op. Ik sloeg een arm om zijn schouder. "Je vind vast wel iemand." Ik voelde me nu net Lucas. Richard staarde me aan. "Niet ik dus." Zuchtte ik. "De persoon die ik wil heb ik maar een kwartiertje gehad. En dat veroorzaakte een onvergetelijk drama." Ik zuchtte en dacht aan hoe Lucas me had gekust. Hij mij en ik niet hem. Ik legde mijn hoofd tegen mijn borst. "Eve staat voor me is het niet?" Vroeg ik aan Richard toen ik klotsend water hoorde. Richard knikte en klopte op mijn rug.
Toen liep hij weg en ging Eve naast me zitten. "Stomme brand. Heeft mijn schip helemaal weg van Tortuga gekregen." Ik bromde. "Lieverd. Je zit nu op Cwenweard" Lachte Eve. Ik stond op en keek het eiland rond.
"Maar dan." Ik rende de bomen in.
Ik voelde ht water bij mijn enkels, het prikte. Ik zucht en laat wat tranen over mijn wangen glijden, ik voel mijn kistje, het zit nog steeds onder mijn arm.
Langzaam rol ik op mijn buik, en maak het kistje open.
Alles was nog droog. Niks was nat. Gelukkig.
Ik zet mezelf af totdat ik op mijn knieën zit. De tranen worden erger, maar dit keer van geluk. Ik veeg de tranen weg, en bekijk alles wat erin zat. Het kon me niks meer schelen dat iemand watt zag. Ookal was het mijn geheim. Ik glimlach en streel de ketting die erin ligt. Nupas valt het me op dat er wat in lijkt te staan.. Nieuwsgierig pak ik de ketting en houd deze in het maanlicht. Ikhoor mezelf naar adem happen als ik de letters gelezen heb. Voor Willow Smidweed. Van
Ik kon het niet lezen, na het woordje van. Maar ik wist nu wel dat iemand deze ketting aan mij had gegeven.
Maar wie? Peinzend bijt ik op me lip. Maar ik kwam er niet uit. Ik zucht en doe de ketting om.
Het koude ijzer laat me rillen. Ook pak ik de dolk uit het kistje, deze verving ik voor mijn andere dolk. Daarna doe ik het kistje dicht, en kijk even om mij heen.
Ik zie Cwen ergens naartoe rennen, ik houd mijn hoofd scheef en trek een wenkbrauw op.
Kreunend wordt ik wakker. Alles is stijf. Het zand is niet erg comfortabel en jeukt in mijn kleren. Ik maak Jack voorzichtig wakker. Ook hij heeft spierpijn.
"Laten we gaan zwemmen," stel ik voor. Jack grijnst en samen rennen we het water in. Onze kleren worden flink uitgespoeld. Ik probeer hem onder water te drukken maar hij is véél te sterk. Hij tilt me met gemak op en gooit me met een boogje in het water een eindje verderop, terwijl ik krijs als een speenvarken. Lachend en proestend kom ik boven en wring mijn haar uit. Ik hoor mijn maag knorren.
"Eten," mompel ik.
"Wat zeg je, Lia?" vraagt Jack.
"We moeten eten, drinken en een onderdak hebben!" zeg ik. Jack knikt. Samen lopen we terug naar het strand.