Met een ruk schiet ik overeind. Nachtmerrie. Plots hoor ik een bons en een auw.
"LIA!" riep Jack lachend. Hij lag op de grond. Oeps!
"Sorry," gilde ik grinnikend en hielp hem overeind.
"Wat was dat?" vroeg hij.
"Nachtmerrie." bekende ik. Hij haalde zijn schouders op.
"Maakt niet uit, laten we wat gaan eten!" stelde hij voor. Ik knikte en samen liepen we naar de keuken.
Jane rende weer langs. Snel greep ik haar schouder. " Problemen met Lucas?" Zuchtte ik.
Jane knikte. 'Bergrijp dan ook gewoon dat hij gewoon niet goed voor je is." Bromde ik.
Ik schroeide van binnen, hoe durfde ze me daar mee aan te vallen, ik plante mijn vuist midden in een gouden lijst van een spiegel. De scherven vielen aan diggelen op de grond. Ik hield van Jane maar soms, soms kon ze echt het bloed van onder mijn nagels halen. Mijn maag gromde, snakte naar rum.... Nee, Jane had gelijk,
als zij niet mocht snijden mocht ik niet drinken. Ik leunde tegen de muur en schoof zuchtend naar beneden.
De glasscherven weerspiegelden het plafond, een schilderij. Ik stond op en bekeek het grondig. Ik herkende het kindergezicht van Jane, mijn hart smolt. Ze was altijd trost op een schattige manier geweest. Mijn wenkbrauwen fronsten want naast haar stonden haar ouders gewaad in linnen doeken en omgeven door een helder en natuurrijk landschap. Waarom zou ze dit schilderij aan het plafond hangen, waar niemand het meesterwerk kon aanschouwen. Er begon iets te dagen maar ik kon er mijn hand niet precies opleggen. mijn blik gleed naar beneden, tussen de scherven in ontdekte ik het lemmet van het mes, bedekt met uitgedroogd bloed. Woedde laaide weer in me op en snel greep ik het lemmet stevig tussen mijn handen.
Ik zou er voor zorgen dat Jane haarzelf niet meer zou verminken, bedacht ik en stak het mes onder mijn riem.
De afgelopen weken is de trekkende kracht steeds sterker geworden. Iedere dag hoorde ik mijn innerlijke stem slechter. Ieder moment dat ik Lucas zag met Jane, groeide mijn wil om te bestaan wat kleiner. Mijn band met hem was afgezwakt... het zou niet lang meer duren totdat ik totaal zou verdwijnen.
Ik had al vaak genoeg voor pijn gezorgd op dit schip. Nooit had ik iemand vermoord, maar menig bemanningslid was al over boord "gevallen", en moest dan gered worden. Ik zat vol met wraak en woede. En toch hield ik mezelf tegen...
Ik kon Jane en Lucas makkelijk ombrengen, ik kon hen martelen, hun ziel krenken. Toch deed ik dat niet. Ik kon alleen maar zachtjes ronddwalen met mijn pijn. Ik kon alleen maar schreeuwen met een stille stem. Niemand gaf om de doden op dit schip, niemand eerde ze meer.
Mijn hart voelde nog steeds voor Lucas... miste hem nog steeds, elke dag weer. Ik wilde bij hem zijn, ik wilde Jane zijn. Ik wilde het meisje zijn dat voor altijd bij hem bleef.
Maar ik was geen meisje meer.
Met een laatste slag, sloeg ik de wolken. Het begon te bliksemen en te regenen, zoals nooit te voren. Sommige mensen gilden, en ik steeg op.
Ik verdween, zoals ik al veel eerder had moeten doen.
Ik weet dat Lucas het het niet zo bedoelde, maar soms.. ik weet het niet. Aan de andere kant; Richard is mijn viriend, misschien wel mijn beste vriend. Hoort hij dan niet de waarheid te zeggen?
"Wat bedoel je daarmee?" Ik probeer argwanend te klinken, maar mijn onzekerheid is te horen.
"Zie je dat zelf niet? Je bent telkens ongelukkig als je bij hem bent. Hij troost je en maakt je weer verdrietig. Een waardig man hoort je gelukkig te maken." Hij slaat zijn armen om me heen.
Ik kan me haast niet bewegen. Dit voelt niet goed.
"WOW WAT IS DAT!" roept Jack net voor we bij de keuken zijn. Het schip schommelt, het lijkt alsof de hemel naar beneden komt. Het onweerd en bliksemd en regent. Snel rennen we terug naar buiten. Het schip schommelt hevig en water vliegt op en over het schip.
"IEDEREEN NAAR BINNEN!" schreeuwt Jack. Ik sleur iedereen die k zie mee. Binnen gaan we naar onze kajuit en drogen ons zo goed mogelijk af. Hoe was dit mogelijk? Als er zulk weer kwam konden we dat al een uur van te voren zien! Dit kwam zo... plots
"Er is iéts aan de hand..." Mompelde ik.
"Maar wat?" Vroeg Lia zich af. Ik liep naar de deur, maar die was geblokkeerd.
"Wat is dit?!" Riep ik verbaasd. De deur ging niet meer open, ik probeerde zo hard hem open te krijgen dat de klink brak. Wat we niet wisten is dat de deur niet openging door het hoge water op de gang.
"En nu?" Vroeg Lia paniekerig. Ik keek naar mijn voeten, ze waren nat. De kajuit stroomde vol!
De strom werd alleen maar erger, ik stond op en liep naar mijn kajuit. Ik pak mijn deken en wikkel deze om mijn schouders, daarna propte ik een andere deken in het raam, zo regende het niet naar binnen en werd het minder koud.
Ik voelde het schip heen en weer schommelen, we hadden nog nooit zo'n erge storm gehad. De storm herinnerde me aan de storm van mijn laatste dag als Luitenant. Wat zou ik die rol nog graag hebben. Ik plof op mijn bed en staar naar het plafond. Het had geen kleur, het had geen bestaan.
Geen bestaan.... Dat kwam me bekent voor!
Een klein lachje speelde om mijn lippen. Misschien was ik de laatste tijd stom bezig, maar misschien ook niet. Wie weet!
Ik grinnik even, ik was gestoord, niet zo'n klein beetje ook.
Ik begin te lachen, maar stop al snel. Langzaam ga ik op mijn bed zitten, ik hoor de wind van buiten om het schip razen. Alsof ze dit schip doormidden wou breken, alsof ze ons zou willen vermoorden.
Maar dat deed ze niet.. In ieder geval. Dat deed ze nu niet.
Ik bijt op mijn lip, sta op en trek de deur van mijn kajuit dicht. Ik moest toegeven, ik was bang, bang om weer mijn geheugen te verliezen, bang om weer opnieuw te moeten beginnen. Gewoon bang. Als het schip begint te bewegen kruip ik angstig in een hoekje van mijn kajuit. Ik sluit mijn ogen, ik hoor de donder er de bliksem.
"Alsjeblieft, doe ons niks, wij hebben niks misdaan." Prevel ik.
Ik beukte en trapte tegen de deur. Wat was dít nou weer?! Het schip kraakte. Alles kraakte aan het schip behálve onze deur, natuurlijk.
"HELP!" gilde ik. Maar het had geen zin. Ik kwam niet boven de storm uit. Jack had een krachtigere stem en kwam misschien net boven het gekraak en gedonder uit. Ik keek naar het water. Tot mijn knieën. In mijn hoofd bad ik dat de deur meewerkte. Dat iemand ons kwam helpen. Onze kajuit was lek. En wij zaten er midden in. Ik snakte naar adem toen ik het water aan mijn hand voelde.
"We gaan dood," huilde ik. Jack schudde zijn hoofd. Hij nam een afstand, liep op de deur af en BAM! Open! Snel waarschuwden we iedereen.
"HET SCHIP IS LEK! WE MOETEN AAN WAL! IEDEREEN HELPEN!" gilden we. Van alle kanten kwamen mensen aanstormen
Ik laat me vallen op de hangmat en schommel ongeduldig heen en weer. Waar wachtte ik op, dat Jane haar excuses kwam aanbieden. Er knaagde iets aan me, misschien was ik te hard geweest. Met nog een laatste twijfel beende ik naar buiten waar haast geen voet meer kon verzetten. Dit kon je niet menen, alsof een pijl recht door mijn hart was gegaan klemde ik me vast aan de muur om niet te vallen. Jane en Richard, arm in arm. Woedde laaide in me op, mijn gebalde vuisten trokken spierwit weg. Voor ik het wist stond ik al naast hen en glipte er een laag gegrom tussen mijn kaken uit. Jane keek me geschrokken en verbluft aan. mijn hoofd stond op ontploffen en mijn lichaam trilde. "Lucas ik ..." ik hief mijn hand op om haar te onderbreken.
"Weet je, je bent het niet waard" siste ik nijdig. "Jullie verdienen elkaar" ik spuugde voor hun voeten en stampte weg. Weg van al deze heisa, weg van hen die me misselijk maakte, ik zette me ergens neer toen het begon te regenen. Het viel me niet eens op, in gedachten verzonken dacht ik aan Jane. Ik hield niet van haar, Het scheelde me geen moer, dacht ik vermetel. Maar niets was minder waar.
-Lucas Folcalor-
Laatst gewijzigd door caesar11111 op ma 31 jan 2011, 17:29, 1 keer totaal gewijzigd.
Een grote golf sloeg mij overboord. Ik hang aan de rand van het schip. Elke 5 seconden slaat er een golf over mij heen. "HELP!!" schreeuw ik zo hard als ik kan. Hopend dat iemand me boven het lawaai uit kan horen
"Oh komop mensen we hebben erger meegemaakt." Brulde ik kwaad. Ik werd meteen kwaad aangestaard door een hele berg ogen. "Hallo we hebben Eve." Ik wees naar haar met beide handen. " En wat kan zij dan?" Riep iemand kwaad. " Wat doet ze tegen zo een storm." Eve keek ons aan. " Niks. Het is zo voorbij. Zodra de geest van jullie lieve Eastred boven is stopt het met stormen." Ze haalde haar schouders op. Ik zag Jane staan. Richard had haar armen om haar heen geslagen. Zacht knarste ik met mijn tanden.
"Richard, laat me los. Nu."
Geschrokken doet Richard wat ik zeg. Ik duw hem van me weg en ren naar de richting waar Lucas op ging.
"Lucas! Lucas, waar zit je?" Geen antwoord. Of hij me gewoon negeert of niet kan horen door de gierende wind is maar een raadsel.
Door de gladde vloer glij ik uit, midden in een plas.
Mijn gezichtsverf is uitgelopen, mijn jurk is doorweekt en mijn schoenen soppen, maar het kanb me allemaal niks schelen. Zolang ik Lucas maar vind.
"Lucas!" Hij gaat met zijn rug naar me toe zitten.
"Ga weg!" Ik kan het amper horen door de wild klotsende golven.
"Ga me niet zeggen dat ik er voor niks niet uit zie! Draai je om en kijk me aan, luister wat ik zeg!"
Mopperend draait hij zich om. Ik zie even een kleine schrik in zijn ogen als hij mij ziet, maar die verdwijnt snel.
"Ik moet je zeggen dat het me spijt, ja? Over alles. Over wat ik heb gezegd net, dat was verkeerd van me. En ook van net, van Richard. Dat was niet wat het leek. Dat was puur vriendschappelijk."
Achter me hoor ik een stem. Dat nieuwelingetje, Nora.
Ik spits mijn oren. Ja, het is zij.
"We moeten haar helpen."
Ik vind dat Cwen gelijk heeft we hebben erger gehad. Ik zit hier al hartstikke lang dus ze moeten niet zeuren. "Jongens Cwen heeft gelijk! We hebben veel erger meegemaakt. Dus kom op! Gewoon rustig blijven." Zei ik hard zodat iedereen het hoorde.
"Waar ben je?" riep iemand. Gelukkig had iemand me gehoord. "Hier aan de rand van het schip"
Ik hoorde voetstappen dichterbij komen. Het zijn Lucas en Jane. Ze helpen me het schip weer op. " B-bedankt" proest ik. Maar laten we nu snel naar binnen gaan voordat we allemaal overboord vallen!
De storm werd alleen maar erger.
"Iedereen helpen!"
"We hebben erger meegemaakt!"
Dat soort dingen hoorde ik, maar ik was bang. Doodsbang.Ik maak me helemaal klein, ik hoor een harde bonk, het dekentje dat ik in het raam had gepropt lag voor mijn voeten, zeiknat. Dat werd inmiddels ook mijn vloer. Al zou deze kamer vol stromen met water, zelfs dan zou ik niet weggaan. Het was onmogelijk, maar toch. Maar toch was ik doodsbang. Angstig druk ik me in een hoekje, ik tril. Alles was eng. Ik sluit mijn ogen en probeer rustig adem te halen. een bliksemschicht, en ik druk mkezelf dichter in het hoekje, mijn hoofd duw ik tegen de muur.
"Alles komt goed. Alles komt goed." Herhaal ik. Maar ik wist het niet zeker.
Ik zie iemand in een hoekje zitten. Het is willow ik loop naar haar toe. "Hey Will gaat het en beetje?" vroeg ik bezorgd. "Nee Ik ben hartstikke bang" zei ze zacht. "Dan blijf je maar bij mij! Ik zal je wel beschermen met mijn zwangere buik!" zeg ik grappend. Willow moet lachen "Zo ken ik je weer will! jij bent nooit bang!" zeg ik weer serieus.
Het nieuwelingetje zat trillend in een hoekje. Ik stak mijn hand uit en trok haar overeind. "Het is niet veilig hier " kermde Jane, haar stem klonk ijl in de wind maar nog steeds liefelijk. Ik knikte vastbesloten en daalde van het schip in het kniediepe water. Vele mensen hadden de schepen al verlaten . Met Nora op mijn rug, Jane nam mijn hand vast en ik onderdrukte een grijns, het was nu niet de moment om te dromen. De natte regen klitte mijn haar aaneen. Waterdruppels gleden langs mijn rug omlaag en brachten verkoeling van het zware lopen. Na een eind te ploeteren kwamen we aan land, waar we ons aansloten bij de rest van d bemanning. Ik liep naar Cwen en wilde haar aanspreken toen ze haar hand ophief, als teken dat het haar niet kon schelen. "Best " zuchtte ik, "maar ik zet mijn schip wel vast"
Met een aantal bemanning stapte ik het koude zeewater weer in. "Lucas ..." hoorde ik, ik keek om en Jane kwam naar me toe gerent. Ze viel midden tussen mijn armen. "Waar ga je naartoe" vroeg ze, ik haalde haar haar uit haar zicht en lachte. "Even het schip vastmaken" ze knikte en ik liet haar los. een luid gedonder en een felle flits, dit was geen normaal onweer. Het schip was al een eind afgedreven dus zwommen we er naar toe. Ik klom aan boord van The Black Rose en liep naar het stuur, gereed om het schip aan wal te varen.
Een felle vlits verblinde mijn ogen nogmaals. Ik viel achterover recht in het water en zag hoe het schip voor mijn ogen in lichterlaaie stond. De bliskem had beide schepen getroffen. Ik hapte naar adem maar mijn spieren waren te verstijfd om me drijvende te houden. Ik zou hier niet levend uitkomen, dat wist ik zeker...
Ik zag Lucas vallen/ Achter me rezen de vlammen op en ik sprong in het water. Snel greep ik zijn armen en trok hem naar boven. " Gaat het Lulu? " Vraag ik angstig.
Een verstikkende rook vulde mijn longen. Ik zag niets meer.
"Jack?!" gilde ik bang. "Jack! Jack!"
De bliksem had de boot geraakt. Ik kroop door het water op zoek naar leven. Weg van de vlammen. Ik drukte mijn natte jurk tegen mijn neus aan. Het vormde een klein beschermlaagje maar het was lang niet genoeg. Ik was doodsbang. En alleen. Al was er nu recht iemand naast me ik zou hem of haar toch niet kunnen zien. Ik kroop verder tot recht voor me een grote vlam opdoemde. Nu kon ik niet verder! Shit! Ik bekeek mezelf. Ik was nog nat. Nat genoeg om het te wagen. Ik stond op, nam een aanloop en dook door de vlam heen. Ik leefde nog! Nu had ik geen keus meer. Ik stond aan de rand van het schip. Ik keek naar het zwarte water en sprong overboord. Het water was ijs en ijskoud. Ik slaakte een gil.