Hoofdstuk 1.1

‘Hmmm. Volgens mij ben ik hier toch echt wel fout.’ mompelde ik terwijl ik uitkeek over het kerkhof, en ik haalde de kaart van Sunset Valley terug boven, voor de 5de keer.
Ik zocht naar het gemeentehuis, en ik vloekte. Ik was de verkeerde weg ingeslagen en het was nog een heel stuk lopen.

Algauw besloot ik maar een taxi te nemen, hoewel dat vast een hele hap zou nemen uit mijn budget. Mijn voeten deden anders te veel pijn.
De taxichauffeuse was best vriendelijk en vroeg waarom ik op het kerkhof beland was.
‘Ach, kaartlezen is nooit mijn sterkste kant geweest,’ zei ik. Ze lachte.

Toen we aangekomen waren keek ik om me heen en zei door het raam: ‘Uhm. Ik zie hier geen gemeentehuis hoor.’
Ze nam niet eens de moeite om te antwoorden en wees naar iets achter me. Ik keek. ‘Oh. Oeps.’ Ik werd rood. Richtingsgevoel had ik ook niet echt.

Ik liep wankelend de trappen op en ging het gemeentehuis binnen, waar ik om de lokale leegstaande huizen vroeg. Al snel bleek dat mijn budget (met dank aan de taxichauffeuse) niet genoeg was om een volledig huis te kopen, dus zou ik een huisje moeten delen met iemand anders. Nou ja, beter iets dan niets hè.

Ik nam weer de taxi, en toen ik uitstapte keek ik blij om me heen. Wat een mooi stadje. Ik was blij dat ik Sunset Valley uitgekozen had. Nu hoopte ik wel dat mijn huisgenoot geen engerd zou zijn. Of een stinkend oud vrouwtje. Of een gorilla. Je weet maar nooit. Ik durfde niet goed aan te bellen dus nam ik maar mijn sleutel en deed daarmee de deur open.

‘Jij bent vast Antoine,’ zei ze, ‘aangenaam, ik ben Katie. Kom jij hier ook een 10g opstarten? Praktisch iedereen die in Sunset komt doet dat. Ik gelukkig niet.’
Ik keek haar bestuderend aan en trok mijn wenkbrauwen omhoog. ‘Wat is een 10g?’
‘Oh, dat merk je vast wel later, iedereen heeft het erover.’
Zo praatten we wat over vanalles. Nou ja, dat deed zij toch.

Opeens bedacht ik me dat ik nog een job moest zoeken. Brandweer leek me wel wat. Ik was dapper genoeg. Ik ging er te voet naartoe. Blijkbaar hadden ze weinig personeel, dus werd ik dan ook zonder sollicitatie aangenomen. Maar het kon ook wel liggen aan dat de man die me aannam graag naar decolletés keek. Iemand achter me snoof, en ik draaide me om.

‘Jij, een brandweerman? Of moet ik zeggen, brandweervrouw? Vrouwen kunnen dat niet, vrouwen moeten thuisblijven, wassen en koken!’
Ik balde mijn vuist terwijl ik luisterde naar wat de man me toeschreeuwde.
Ik voelde de woede opborrelen - dat had ik vroeger vaak gehad.

Toen hij klaar was keek hij me aan alsof ik een hulpeloos schepsel was, alsof hij medelijden met me had. Maar dan wel slecht geacteerd. Ik knarste mijn tanden, erop gebrand om niet te gaan schreeuwen.
‘Zo, dus jij denkt dat vrouwen niets kunnen? Wel, dan zit je FOUT. En ìk zal het bewijzen.’
Wat vonden jullie?