Wow, ik heb echt al lang niks meer met dit dagboek gedaan
Maar Anne is terug
Dankjewel nog voor de reacties
En charlotte, ik heb idd zoiets gedaan, maar dan met picmonkey
Hoofdstuk 8
Ik ben zo moe... Morgen kan ik nadenken over mijn droom of visioen of wat het ook was, maar eerst lekker slap.... Oh nee toch! Dat meen je niet! Brandweersirenes! Ik stap snel uit bed om te kijken waar ze heen gaan. En ja hoor, ze gaan richting het park. Dan ga ik er toch maar achteraan.
Er zijn twee branden! De brandweer gaat eerst naar de grotere, maar ik loop door naar de kleine waar ik mijn moeder zie staan. Het gras is zo droog dat het vuur heel snel kan verspreiden. En al die mensen blijven er maar bij staan gillen. Nou, dan zal ik maar weer eens een brand gaan blussen. Gelukkig staan er altijd brandblussers bij de barbecues in het park.
Het blussen duurt eeuwen. Als al het vuur eindelijk uit is ben ik doodop. Het is midden in de nacht, en mijn moeder zie ik nergens meer. Misschien maar goed ook, anders has ik haar ter plekke vermoord! Het is puur geluk dat niemand ernstig gewond is geraakt. En het is haar schuld, dat weet ik zeker.
Als ik thuis kom is mijn moeder er niet. Ik merk nu dat ik honger heb, en ik haal wat eten uit de koelkast. Als ik mijn lege bord op het aanrecht zet komt mijn moeder binnenrennen. Haar kleren stinken naar rook.
“Hallo Anne.” zegt ze vrolijk. “Hou je mond.” zeg ik. “Ik kan je door de schulden niet het huis uit schoppen, maar ik wil niet meer met je praten.”
Het lijkt alsof mijn moeder iets wil gaan zeggen, maar ik draai me om en loop naar mijn kamer om eindelijk eens te gaan slapen.
Het eerste wat ik de volgende morgen doe is mijn baas bellen om een dag vrij te vragen.
Dan kleed ik me aan, pak mijn toverstaf en ga oefenen. Ik herinner me een spreuk waarmee je brand kan blussen, dus ik ga proberen of ik die nog kan.
Ik hoor mijn moeder opstaan, ontbijten en de deur uit gaan, maar ik besteed er geen aandacht aan.
De dagen daarna verlopen allemaal hetzelfde. Ik werk en daarna oefen ik met toveren of ga ik schaken in het park. Mijn moeder en ik negeren elkaar. David en mijn andere vrienden heb ik al lang niet meer gezien. Mijn leven is zo saai dat ik zodra ik in bed lig al bijna vergeten ben wat ik die dag heb gedaan. Maar ik kan niet alles vergeten: de dingen die Yelena me verteld heeft blijven door mijn hoofd spoken.
Op een dag, ik geloof dat het vandaag woensdag is, zit ik weer eens in het park te schaken en na te denken over alles wat ik gehoord heb.
Ik weet dat het waarschijnlijk niets meer was dan een vreemde droom, maar toch blijf ik het gevoel hebben dat ik naar Moonlight Falls zou moeten gaan. Ik heb hard gewerkt en best wat geld verdiend. Het zou moeten kunnen. Maar dan moet ik mijn moeder meenemen en daar heb ik geen zin in. Zou ik niet gewoon alleen kunnen gaan? Zodra ik dat denk word ik heel duizelig. Het hele park draait rond, alsof ik in een supersnelle zweefmolen zit.
“Jij bent niet de enige die hulp nodig heeft.” zegt een stem die verdacht veel klinkt als die van Yelena. Gelukkig stopt de wereld daarna met draaien. Ik zit nog steeds in het park en er zijn ook geen mysterieuze groene heksen opgedoken. Zucht. Kan ik mijn moeder niet gewoon een zelfhulpboek geven? Er schijnen hele goede te zijn tegenwoordig. Het park begint weer te draaien. “Oké! Oké! Boodschap overgekomen! Ik ga niet alleen naar Moonlight Falls!” roep ik tegen niemand. De zwerver op het bankje kijkt me aan alsof ik gek ben geworden. Wie weet. Een beetje wankelend sta ik op om naar huis te gaan en met mijn moeder te praten.
ik ga naast mijn moeder op de bank zitten. Ze negeert me en leest verder in haar krant. “Ahum.” kuch ik. De krant wordt opgevouwen. “Ben je verkouden?” vraagt ze. Ik negeer haar flauwe opmerking. “Ik wil met je praten.” Ik haal diep adem en vertel haar over mijn droom en wat Yelena gezegd heeft.
“... Dus ik denk dat we zo snel mogelijk naar Moonlight Falls moeten vertrekken.” zeg ik. Mijn moeder knikt. “Oké. Heb je al vliegtickets gekocht?” “Je vindt het goed? Zomaar?” Dat ik verbaasd ben is een understatement. Met stomheid geslagen komt dichter in de buurt. “Jazeker. Een bevel van de hoofdmagiërs negeer je niet. Wat sta je daar nou te kijken? Ga je tas inpakken.”