Hoofdstuk 3 - De boom
Mijn ogen openen zich bij het zachte geklop op de deur.
“Kom maar binnen,” mompel ik slaperig. Blijkbaar had diegene het niet gehoord, aangezien er nog wat klopjes volgen en de deur vervolgens voorzichtig opengaat. Het vriendelijke snoetje van Shanti, want zo heet de zuster, steekt om de hoek.
“O, je was wakker.”
Ik knik. Met een glimlachje kijk ik toe hoe ze het karretje met mijn avondeten mijn ziekenhuiskamertje in trekt. De laatste dagen heb ik Shanti meer als een vriendin gezien dan als iemand die me behandelt.
Ze legt de nieuwste editie van Vogue op mijn nachtkastje en dekt keurig de tafel. Met een zwierig gebaar geeft ze aan dat ik mag gaan zitten.
“Dank u.” grinnik ik. Voorzichtig laat ik me op de stoel zakken. Voor me zet ze een heerlijk kommetje verassingstoofpot neer.
“Bon appetit.”
Met mijn vork breng ik de eerste hap in mijn mond. Genietend sluit ik mijn ogen. Mm… Vis, aardappels en paprika.
“Is het lekker?” lacht Shanti.
“Verrukkelijk.” Er volgen nog wat happen, totdat de kom helemaal leeg is. Ik neem nog een paar slokken appelsap en stapel behulpzaam de vuile vaat netjes op elkaar.
“Dank je. Ga maar weer terug in je bed liggen.”
Gehoorzaam klim ik op het bed. Na wat aan de apparaten gesleuteld te hebben stopt Shanti me liefdevol, als een moeder die voor haar kindje zorgt, in. Dan valt mijn blik eindelijk op de vaas met dieprode en hagelwitte bloemen. Er is een kaart tussen gepropt. Wat stom, ik was zo bezig met het eten van die verassingstoofpot dat ik het niet eerder heb opgemerkt!
“Hoe lang staan die er al?”
“Sinds vanochtend. Tineke van de balie heeft ze afgegeven. Ze zei dat iemand ze had gebracht.”
“Wat lief. Mag ik die kaart even zien?”
“Je zou net gaan slapen. Als je niet voldoende rust kan je voorlopig niet naar huis.”
Ik kijk haar met smekende ogen aan. “Alsjeblieft? Één minuutje kan toch geen kwaad.”
“Vooruit dan,” zegt ze en overhandigt me de kaart.
Met twee handen pak ik het aan. Mijn vingertoppen strijken over het wit-rode papier. “Get well soon”, staat erop. Vanbinnen staat er in een schattig handschrift:
Dat boompje snapte ik niet helemaal, maar schattig was het wel. Ik legde het op mijn nachtkastje, naast het tijdschrift dat Shanti voor me had meegebracht.
“En nu gauw slapen.”
Ik knik braaf en doe mijn ogen dicht.
Ik ben omringd door gras, struiken en bomen. Fleurige bloemen doorbreken de groene waas. De bladeren waaien in een zachte avondbries. Voor me, op een picnickkleed, zitten twee kindjes lief te smullen van een hamburger.
“En als we later groot zijn, gaan we trouwen,” besluit het meisje. Het jongetje knikt instemmend. “Dan kopen we een boot en gaan we de hele wereld over!”
“Ja, een roze!”
“Nee, ik wil een piratenschip!”
Terwijl de kinderen doorkibbelen, besluit ik de boel eens te onderzoeken. Waar ben ik nou eigenlijk beland?
Als ik me mijn rug naar ze toedraai, hoor ik het hoge stemmetje van het meisje achter me roepen.
“Mevrouw! Zegt u alstublieft tegen Adam dat hij een roze schip moet kopen!”
Heet dat jongetje nou Adam? Dat is wel heel toevallig. Maar ach, er zijn er zo veel die zo heten. Maar wat als…
Mijn gepeins wordt ruw verstoord door een hevig getrek aan mijn mouw.
“Nee, mevrouw, zeg tegen Audrey dat een piratenschip veel cooler is!” Zei hij nou mijn naam? Ik kijk het jongetje aan. Zijn ogen zijn precies zo groen als die van Adam. Mijn Adam. Mijn mond zakt wijd open en mijn ogen worden zo groot als schoteltjes.
Adam houdt zijn hoofd een beetje schuin en strijkt een blonde haarlok uit zijn gezicht.
“Mevrouw? Is alles wel goed met u?”
Snel doe ik mijn mond weer dicht. Als ik wil gaan hurken, over zijn bolletje wil aaien en wil zeggen dat hij maar een roze piratenschip moet kopen, kan ik mijn benen niet bewegen.
Dikke boomwortels hebben zich aan mijn benen vastgeklemd, tot aan mijn dijen. Ik probeer ze los te rukken, maar tevergeefs. De kinderen zijn verdwenen.
Er wordt flink aan mijn benen getrokken. Mijn voeten zakken in de plotselinge zachte bodem. Ook mijn enkels, kuiten, knieën en de rest van mijn lichaam vallen in het donkere gat.
Angst knaagt aan mijn lijf. Een hartverscheurende schreeuw komt mijn keel uit geraasd.
------------------------------------------------------------------------------------------
“Mevrouw Wright!” Ik word ruw wakker geschud door Shanti. Mijn hoofd hobbelt heen en weer. Met een doekje veegt ze de zweetdruppels van mijn voorhoofd.
“Gaat alles wel goed met u?” vraagt ze.
“Ja, er is niets aan de hand. Gewoon een nare droom,” ik wrijf de slaap uit mijn ogen. Goed, het was niet zomaar een droom. Het ging over mijzelf, en Adam. Over vroeger. Een soort flashback, maar dan weer anders. Wat betekent dit?
---------------------------------------------------------------------------------------------
Naar hoodstuk 4
Terug naar index
Laatst gewijzigd door Hikari-desu op di 28 jun 2011, 11:12, 3 keer totaal gewijzigd.