Hoofdstuk 4
Alles wat nodig is, en dat heb ik ook gedaan. Hij is gepakt, opgesloten en gestraft, maar heeft nog een laatste probleem de wereld ingeholpen. Het wonder van leven schuilt in mijn lichaam, maar de vader is er niet. Voor alle zekerheid, moeten we verhuizen.
En dan niet verhuizen naar om de hoek, maar verhuizen naar een andere stad. Ik trek de dekens strak en glijd het linnen langzaam met mijn handen glad. De tijd is aan het dringen, overmorgen verhuizen we richting een mooi appartement in de grote stad, waar ik in alle rust een kind kan baren.
Ik loop richting de slaapkamerdeur, de middag is aangebroken en de deurbel klinkt. Mijn baas staat voor de deur met de laatste papieren. “Ik kom eraan.” schreeuw ik door de kamer terwijl, terwijl mijn hakken in hoog tempo op de grond tikken.
Het appartement in de grote stad ziet er geweldig uit, het is groter dan dit huis, en ik mag dus ook niet klagen. Voor de rest heb ik ook geen leven hier, mijn moeder en vader zijn overleden en contact met Anthony heb ik niet. “Goeiemiddag Vanessa.” klinkt een warme stem als ik de deur opentrek.
“Goeiemiddag.” zeg ik vriendelijk. “Vanessa, ik moet je iets mededelen, je moet vanavond al vertrekken. Het kan niet anders, ze zoeken je, ze willen je vermoorden.”. Mijn gezicht vertrekt van blij naar angstig. “Wie?” stotter ik.
“Zij. Ik moet nu gaan, een taxi staat gereed om elf uur ‘s avonds.” sluit ze kort en snel af, en loopt weg. Als ik haar nakijk zie ik Annelore verschijnen. Ik schrik ervan, heeft ze het gehoord, is wat ik me afvraag. “Hoi meis!” zeg ik zo vrolijk mogelijk, als een boer met kiespijn.
Die avond, een avond die ik liever nooit had zien aanbreken, zit ik aan een kop koffie. Ik heb Annelore nog niks verteld, ook al vertrekken we binnen enkele uren. Ik sla een zucht, zet mijn lippen aan het warme kopje en neem een slok.
Denkend over het moment van vertrek, schrik ik. Ik moet nog spullen inpakken, mijn zusje alles vertellen, en ik stel het steeds maar uit. In een paar slokken werk ik de warme koffie naar binnen. Maar net als ik wil opstaan, komt Annelore binnenlopen met uitgelopen mascara, en huilend.
“Annelore!?” zeg ik bezorgd. Ze kijkt me aan, zwarte tranen stromen over haar wangen. “Is het waar Nez?” vraagt ze. Ik doe alsof ik niet weet waar ze het over hebt, en kijk haar vragend aan. “Is het waar!?” schreeuwt ze vervolgens.
“Wat lieverd?” vraag ik opnieuw. “Oh doe niet zo stom Nez, ik hoorde het toch!?”. Het idee dat ze alles weet, en ik het haar zo laat pas wilde vertellen, maakt me angstig, en ik krijg schuldgevoel. “We gaan verhuizen niet waar?” vraagt ze, maar weet het antwoord al.
“Ja.” antwoord ik kort af. “Waarom?” vraagt ze, inmiddels kalmer. “Omdat..” begin ik, maar haak af. Ze hoeft nog niet te weten dat ik zwanger ben, vind ik. Dat is teveel in een keer. “Daarom.” antwoord ik vervolgens.
“Daarom!?” schreeuwt ze, weer vol woede en haat. “We verhuizen naar de andere kant van dit land, en de rede is gewoon daarom!?”. Ze heeft een punt, ze slaat haar handen in de lucht, uit frustratie. “Damn Nez! Hoe kun je!?”.
“Annelore, zodra we daar zijn vertel ik je alles. Ga nu je spullen pakken.” commandeer ik. Ze wilt opnieuw schreeuwen, gillen, en alles daarbij, opent haar mond. Maar ze is verstandig, en dat weet ik, en loopt uiteindelijk toch weg. Ik hoor nog wat gemopper vanuit haar kamer, maar meer niet.
Als ik mijn spullen in heb gepakt is het tegen negen uur aan. De reis zal lang duren, met veel koffers en weinig ruimte. Een ongemakkelijke sfeer en veel gehuil. Daarom besluit ik nog even te gaan slapen en mijn laatste minuten in Queenstown, rustig door te brengen.
En? Volgende update natuurlijk donderdag! Reactie's ?