Hoofdstuk 1 - deel 4
Voorzichtig doe ik mijn haar in een soort van knot en wrijf allerlei make-up uit over mijn gezicht. Voorzichtig probeer ik de krassen die ik opgelopen heb te camoufleren met allerlei mengseltjes bekend van televisie. Over ongeveer 20 minuten moet ik bij café 't Stoepje staan, het ligt vlak bij de haven dus ik ben er zo. Ik smeer nog een laag lipstick uit over mijn lippen en vervolgens leg ik alles terug in de la. De jurk die ik aan heb zit niet lekker, en de hoge hakken zijn een hel, maar ik moet er wel goed uitzien als ik voor het eerst de stad in duik. Ik pak mijn sleutels en loop naar buiten, draai de deur op slot, en hou vervolgens een taxi aan. "Naar 't Stoepje" zeg ik verlegen.
Ik zie mijn afspraak van vanavond uitstappen, ik wil zijn naam roepen en zwaaien, maar bedenk me dat ik z'n naam nog helemaal niet weet. Hij stapt naar binnen en ik haast me ook richting de deur. Als ik net voordat ik bij de deur ben even naar binnen kijk zie ik dat het redelijk druk is, een vrouw speelt op de drums en een vaag bekend persoon speelt piano. Ze komt me bekend voor, vast uit zo'n roddelblad. Het is zes uur en de lucht kleurt roze, het is een prachtig gezicht. Ik blijf nog even staan en geniet van het uitzicht, daar ben ik echter snel klaar mee aangezien de dampen van de fabrieken in de haven het uitzicht verpesten.
"Hé Monique, hier, Leo!" zegt Leo erg hard. Als ik in zijn richting kijk zie ik dat hij aan het tafelvoetballen is, beetje kinderachtig naar mijn smaak, maar daar kunnen sommigen anders over denken. Gelukkig stopt hij en komt hij naar me toe. "Om het ijs gelijk maar te breken, kan je je al iets van de daders herinneren?" zegt hij, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Oké we hebben daarom ook afgesproken, om over het ongeluk te praten, maar een 'Hoi Monique, wat zie je er leuk uit vanavond' zou toch ook wel op z'n plaats zijn.
Hij pakt mijn hand en vraagt of ik mee wil naar een tafeltje, hij kiest er een uit, helemaal in de hoek bij het raam. Opzicht wel fijn, het is wel beschamend als ik in het bijzijn van een groep mensen over 'die gebeurtenis' moet gaan praten. "Perfect!" zeg ik en knipoog. Een groene kaars op het tafeltje verspreid allerlei groene dampen, het stinkt verschrikkelijk, ik kan me daarom moeilijk concerteren op wat hij zegt en heb inmiddels als vijf keer 'Wat zei je?' gevraagd. "Maar over de daders, kan je hun gezicht als terughalen?" vraagt hij, en kijkt me serieus aan. "Nee nog niet, ik kan me wel één ding herinneren, de dader had een soort". Ik kan mijn zin niet afmaken, een blanke man in uniform komt ons tegemoet lopen. "Monique de Bruin? Wilt u even apart komen praten?" zegt zijn hoge stem.
"We hebben waarschijnlijk de dader gevonden, Monique" zegt hij. "Echt? Wie, wanneer? Hoe dan? Ik heb nog geen eens een.." verder kom ik niet. Hij onderbreekt me en vraagt of ik misschien naar het bureau wil komen om de man te identificeren. Ik gooi mijn handen in de lucht, ik vertel dat het donker was, dat ik hem niet gezien heb, dat ik mijn bewustzijn verloren was. Ik heb een verbaasd gezicht. Hij blijft aandringen of ik wil komen, en uiteindelij besluit ik het maar te doen. "Ik neem nog even afscheid en dan ben ik over een kwartier op het bureau" zeg ik, en sta vervolgens op.
Ik loop naar Leo, hij heeft het hele gesprek kunnen volgen natuurlijk, hij zat een tafel achter ons. Niet dat dat uitmaakt, ik vind hem leuk en wil dus vooral eerlijk tegen hem zijn. "Ik moet gaan.." zeg ik teleurgesteld. Hij knikt en zijn gezicht laat zien dat hij het ook begrijpt. Hij staat op en geeft me een snelle knuffel, vervolgens loopt hij naar de bar en besteld een drankje. "Waarom nou precies vanavond?" mompel ik tegen mezelf. Ik duw de deur open en een frisse wind laat me gelijk bibberen. Ik houd de eerste taxi die ik zie aan en geef het adres van het politiebureau door.
Ik kijk naar buiten, en denk terug aan mijn tijd in Sunset Valley. Ik denk aan mijn ouders, aan mijn zus, en aan mijn neefje. Ik kan me nog herinneren hoe blij mijn zus was toen ze te horen kreeg dat ze zwanger was. Ze kon nauwelijks wachten, die negen maanden waren een hel voor haar. De vrouw die de taxi bestuurd stopt en vraagt naar het geld. "Dokken meid, 50 simleons" zegt ze op een arrogante manier. Ik geef haar het geld en stap uit.
Het gebouw voor me is enorm, niet normaal. In Sunset Valley zijn alle gebouwen gescheiden, maar in Bridgeport is hier duidelijk geen ruimte voor. De overheidsdiensten zoals de Gemeenteraad, Leger en de Politie zitten allemaal onder een dak. Ik ben onderaan afgezet, en dat betekent dus dat ik nog aardig wat trappen op kan klimmen. Stap voor stap kom ik dichterbij en de zenuwen worden erger en erger. Op een gegeven moment zie ik een politieagent voor het raam staan, hij praat tegen een man, een donkere man. "Zou dat hem zijn? Zou dat de dader zijn?"
Update volgt volgende week, geef je mening a.u.b
!