Allright then Ik zal m'n best doen om volgende week een update te plaatsen. Ik heb dan vakantie, maar aan het begin van de vakantie heb ik leuk gezeldschap Dus dan heb ik weinig tijd, maar later zal ik wel wat tijd hebben .
Het was stil in villa Groenewoud. Augusta deed haar koude voeten in de pantoffels naast haar bed en schuifelde langzaam naar de Rozenkamer. Daar kon ze de duizenden geluiden van de stille nacht horen. De geluiden van de kikkers, de vogels, de diertjes in het Rozenpark. Ze waren zo gewoon, dat Augusta ze tot de stilte rekenende waar ze ’s nachts zo van tot rust kwam. Ze stond op en schuifelde naar de keuken achter de Rozenkamer, om een kop thee te maken. Even later zat ze weer op de comfortabele bank in de donkere kamer. Ze dacht na over de avond. Herman had haar een soort van ten huwelijk gevraagd en zij was weggelopen. Bang? Augusta wist niet hoe ze zich had gevoeld. Het was een raar voorstel van Herman, of eigenlijk, zo raar was het niet. Ze hadden van elkaar gehouden. Plots werd ze opgeschrikt toen de bel ging. Ze wilde op staan, maar zag aan het licht dat er al iemand in de gang was. Ze ging weer zitten en glimlachte. Olivier deed zelfs ’s nachts alles. Sliep die man wel eens?
“Roderick, je raaskalt! Je weet niet wat je zegt, m’n jongen kom hier dan zorg ik dat het allemaal goed komt.” Elisabeth stapte, zo moederlijk als ze plotseling was geworden, af op Roderick. Met open armen wilde ze hem omhelzen en net als vroeger fluisteren dat het allemaal wel goed kwam. Roderick zag, in de waas van woede waar hij zich in waande, het liefdevolle gebaar van zijn moeder als een aanval en hij duwde haar van zich af. “Blijf. Van. Me. Af! Jij brengt enkel en alleen ongeluk aan alles en iedereen die jij aanraakt! Er is maar één ding waar ik je dankbaar voor ben, en dat is dat je mij gebaard hebt. Maar geloof me als ik zeg dat ik liever had gewild dat je aan een kraamdood gestorven was!” Geschrokken stapte Elisabeth weer achteruit. Een tweede traan rolde over haar wang. “Vertrek zei ik je! Vertrek en ga voor altijd!” De woorden kwamen harder aan. Hij had haar compleet afgebroken. Snel draaide Elisabeth zich om en zonder nog iets te zeggen, of zonder haar zoon nog een blik waardig te gunnen, verliet ze de kleine kerk.
De deur ging open. Augusta keek niet naar wie er binnen kwam, ze ging er vanuit dat het Olivier was. “Olivier, wie was dat op zo’n laat tijdstip nog? Een van de kinderen weer de sleutel vergeten?” “Ik ben O..livier niet, Augusta.” Klonk de stem van Diana. Augusta keek verbaasd opzij. “Oh, Diana. Jij bent het.” Ze zag de blik op haar gezicht. “Wat is er aan de hand?” Ze stond op en liep naar Diana. “Diana?” Diana staarde over de schouder van Augusta naar een punt in de muur en zei toen als in een soort trance: “Rechercheur Duboulongé wacht op ons in de huiskamer. Olivier is opgepakt. Rosa is…. Rosa is vermoord”
Elisabeth stond bij het graf van Herman. Hier kwam ze iedere week. Het was een plek die haar steun gaf. Na een aantal jaar had ze zichzelf ervan kunnen overtuigen dat Herman haar had vergeven, maar toch bleef ze er elke week komen. Ze vond er rust en ze had het idee dat Herman haar op een of andere manier kracht gaf door te gaan in moeilijke tijden. Zoals Augusta nog steeds doorging, ondanks alle problemen die ze na de ‘dood’ van Herman te verduren kreeg. Nu kon ze echter niets vinden. Ze zakte huilend op haar knieën. Dit graf was leeg. Herman leefde nog. Haar familie verafschuwde haar en alleen Augusta had haar vergeving geschonken. Wat moest ze nu nog? Misschien kon ze maar beter doen wat Roderick zei. Verdwijnen. Verdwijnen in de nacht. Er vielen tranen op de koude stenen. Nee geen tranen. Het was regen. Elisabeth stond op en verliet het kerkhof, dat, hoewel ze er ooit steun had gevonden, nu zo kil was.
Christiaan had zijn glas in de vaatwasser gezet en de fles wijn teruggebracht naar de wijnkelder. Hij vond het niet erg, hij hield wel van een wandeling en van de geur van de kelder. Hij gaapte, terwijl hij terug naar het huis liep en besloot ook maar meteen door te gaan naar zijn slaapkamer. Hij was moe en was benieuwd naar de nieuwe kansen die een nieuwe dag zou brengen. Hij had weer geld, tenminste, hij kreeg weer geld. Christiaan voelde zich gelukkig, maar ook moe. Hij liep de trap op en hoorde achter hem de voordeur opengaan. Hij lette er eigenlijk niet op. Waar hij aan dacht, was zijn slaapkamer, zijn bed, dat boven op hem wachtte. “Christiaan,” klonk het van ver, maar hij realiseerde zich dat het vlak bij was. “Christiaan…” klonk het weer. Een aarzelende, treurige stem, die toebehoorde aan Victoria. Hij draaide zich om. “Victoria, wat ben je vroeg?” Hij zag tranen in haar ogen en wist dat het niet goed was.
“Kom naar beneden,” Christiaan deed wat ze vroeg en hij stond zo beneden. “Victoria, m’n kind, wat is er?” hij legde een hand op haar schouder, terwijl zij haar gezicht verstopte in haar handen. Ze begon te snikken. “Rosa…” kwam eruit. “Rosa?” vroeg Christiaan, terwijl hij haar probeerde te troosten met de onhandigheid van een oude man. “Rosa is dood…. Vermoord!” klonk het met luide snikken. Christiaan begreep het niet. De woorden kwamen niet binnen. “Wat is er met Rosa? Ze heeft een vrije dag vandaag. Is ze ziek?” Victoria keek Christiaan aan met rode ogen. “Rosa is dood, Christiaan” fluisterde ze met een schorre stem. “Rosa is dood…”
“Stop hier maar,” zei Kenny tegen de taxi, en die stopte. Hij rekende af voordat hij uitstapte. Kenny keek de berg omhoog, naar het landgoed van zijn vader. Hij was er nog nooit geweest, aangezien hij voornamelijk was opgegroeid in Londen, met, heel ouderwets, een gouvernante. Zijn vader was niet van oud geld, hoewel hij zich wel vaak zo gedroeg. Paul Kalmenbos kwam uit een arm gezin en had zich met veel moeite weten op te werken, via freelance detective, tot een bewonderenswaardige positie in de ‘upper class’ van Zomeren. Kenny had zich nooit thuis gevoeld in dat milieu, dat en het feit dat zijn vader redelijk conservatief was met zijn opvattingen over Liefde, maakte dat er een grote afstand tussen hem en zijn vader was. Vandaag was zijn vader dan eindelijk terug in Zomeren, in het landgoed dat het al erg lang zonder zijn aanwezigheid moest doen, en het was aan Kenny weer contact te zoeken.
Hij liep over het grindpad naar de voordeur, langs de imposante limousine. De voortuin was prachtig. Volgens de verhalen stonden er bomen en planten die meer dan 200 jaar geleden geplant waren. Kenny herinnerde zich nog goed dat er veel tegenstand geweest was, toen Paul in eerste instantie alles plat wilde gooien om er een paradijs te bouwen. In plaats daarvan werd alles met veel zorg gerenoveerd, tot een prachtig gebouw, dat de geschiedenis van Zomeren reflecteerde. Kenny vond het een mooi huis, maar er was iets dat er ontbrak. Een bepaalde sfeer. Paul wist niet hoe hij sfeer moest brengen. Hij had een huishouding van drie mensen, maar Paul wist altijd een bepaalde kille sfeer te brengen in alles wat hij deed. Misschien was hij daarom wel zo succesvol geworden. Kenny wist het niet. Hij belde aan, maar dat was niet nodig geweest, want hij had nog geen seconden zijn vinger van de bel gehaald, of de deur ging open. “Jongeheer Kenny, wat een aangename verrassing,” het was Hector, de butler. “Hector, jij ook hier? Ik ben verrast, ik had verwacht dat je nu wel ergens van je vervroegde pensioen zat te genieten,” Kenny schudde Hector de hand, en hij werd binnengelaten. “Ik zal je meneer Kalmenbos zeggen dat u er bent,” Hector knikte vriendelijk, zonder in te gaan op wat Kenny zei. “Kenny, ik dacht al dat ik je stem hoorde.” Verrast keek Kenny opzij en hij begon te glunderen. “Eline!”
Na een klop op de deur ging Hector de bibliotheek binnen. “Meneer Kalmenbos,” “Ja,” klonk het kort vanachter een boek. Het boek ging naar beneden en werd op een tafeltje gelegd. “Wat is er, Hector? Ik geloof dat ik je had gezegd me niet te storen tot de lunch.” “Dat weet ik, meneer, maar uw zoon is hier. Hij lijkt me, als ik zo vrij mag zijn, belangrijk genoeg om u te storen.” “Je hebt gelijk, je hebt gelijk,” Paul kwam omhoog. “Kenneth is niet zomaar iemand. Wat komt hij doen?” “Ik neem aan dat hij u komt bezoeken. U heeft hem al een tijd lang niet gezien.” “Ja, ja natuurlijk.” Paul liep naar het raam. “Het is een prachtige dag, vind je niet? Ik denk dat ik hem ontvang in het tuinhuisje. Wat vind jij?” Hector glimlachte, “Het tuinhuisje lijkt me een prima plek. Ik zal Eline vragen of ze thee maakt en ik zal Paulo vragen of hij wat hapjes voorbereid, dan zal ik ze u zo brengen.” “Dat is prima Hector, prima.” Paul zuchtte, “Wat zou ik zonder je moeten?”
Even later was het dan zo ver. Kenny had plaats genomen op een stoel, terwijl Paul in de bank zat te wachten. “Papa, wat fijn u weer te zien. U ziet er goed uit.” Kenny wist hoe hij moest spreken tegen zijn vader. Alles was formeel en stijfjes, maar gelukkig ook kort. “Ik vind het ook erg prettig jou weer te zien, Kenneth. Hoe gaat het met je? En met je vrouw?” Kenny sloot even zijn ogen, “Het gaat erg goed met mij, mijn…” hij hoestte even, “ons bedrijf loopt erg goed. Fleur en ik zijn gelukkig, ze maakt het goed. We hopen snel ons eerste kind te verwelkomen.” Paul keek verrast, “Is Fleur zwanger?” “Nee, nog niet. Snel, hopelijk.” Paul zuchtte, “Kenneth, ik zou het leuk vinden als jij en Fleur snel bij me langs kwamen voor een gezellig diner. Ik wilde toch al een soiree organiseren voor wat belangrijke mensen uit het dorp. Ik ben hier namelijk niet zonder reden,” Pauls ogen schitterde geheimzinnig, maar Kenny wist, hoe nieuwsgierig hij ook was, dat dit een zaak was voor Paul alleen. “Dat lijkt me erg leuk, Papa, erg leuk.” ‘Waar ging hij in hemelsnaam een Fleur vinden? Waar?’ Kenny’s gedachten gingen razendsnel.
Buiten floten de vogels onbezorgd en onwetend. Binnen was het benauwd. Christiaan en Victoria stonden in een hoekje. Victoria droogde haar tranen, al was dat meer vanwege Roderick. Ze had hem sinds gisterenavond niet gezien en dat maakte haar ongerust. Christiaan was triest, maar huilde niet. Bij de kist stonden twee kinderen, beiden met oranje haren. Dezelfde haren als Rosa. Christiaan zuchtte en had zo veel spijt van wat hij ooit fout had gedaan. Rosa was de dupe geworden van zijn verlangen naar macht. Dertig jaar geleden was dit in gang gezet en nu, dit moest afgelopen zijn. Christiaan zuchtte en stapte naar de kist toe, toen de twee kinderen van Rosa naar buiten waren gegaan. “Ik maak dit goed, Rosa, ik maak mijn fouten goed. Het spijt me.” Hij pakte kort haar hand en draaide toen op. “Ga je mee, Victoria?” fluisterde Christiaan.
Ik stop niet hoor Moet alleen even uitvogelen welke kant het nu op gaat. En ik ben iets te enthousiast begonnen aan de verbouwing van Villa Groenewoud..