Het was toch beter geweest dat ik er tussenuit ging. Ik had dorst.
Achter de deuren van het ziekenhuis klonken harten. Sommige traag en sommige hard en snel.
Maar allemaal pompte ze hetzelfde rond. Bloed.
Met een grijns op mijn gezicht liep ik richting het ziekenhuis. En met elke stap proefde ik het bloed dat daar binnen lag en liep beter. Zometeen waren alle zieken uit hun lijden verlost en de doktors en artsen dood.
De receptioniste tikte verveeld met haar nagels op het bureau. Haar ogen flitsten zenuwachtig heen en weer toen ze me zag lopen.
Ik bleef voor de deur stilstaan en staarde de vrouw aan. Er drupte een klein straaltje zweet over haar voorhoofd. Ik likte mijn lippen. Waarschijnlijk kreeg ze een vermoeden van wat ik was want ineens zat ze overeind.
Ik wreef over mijn armen en duwde mijn neus tegen het glas alsof ik het koud had.
Het meisje ontspande en keek me nu vol medelijden aan.
Ik duwde de deur open en liep naar het meisje. Ze keek me onwetend aan en gebaarde toen naar de telefoon. "Wil je even bellen?" Vroeg ze medelevend. "Met de bloedbank." Grijnsde ik.
Ik bracht mijn tanden naar haar nek en drong ze erin.
Na alle gangpaden af te gaan en iedereen die er was vermoord te hebben liep ik zuchtend naar buiten. snel begon ik te rennen. Ik moest snel thuis komen.
Ik legde mezelf neer op de bank en viel langzaam in een roes.
Ineens zwaaide de deur open. "JE HOEFT NIET TE DOEN ALSOF JE SLAAPT AIYLA! IK WEET DAT JE WAKKER BENT! WAT HEB JE GEDAAN?" Schreeuwde ze tegen me.