I voel me machteloos, maar ik voel ook pijn. Niet de pijn van mezelf, de pijn van een ander. Cleo.
Ik wil naar haar toe om haar te helpen maar ze is nu in de elvenwereld en ik weet niet hoe ik daar moet komen.
Ik kan het niet aan Liz vragen en Finnick en Emilyth zullen het ook niet weten, die zijn er vast nog nooit geweest. Daarnaast durf ik het ze niet te vragen.
Het enige wat ik kan doen is wachten.
Ondertussen heb ik een kampvuurtje gemaakt.
"Blijf maar uit de buurt, straks verbranden jullie je vingertjes nog," waarschuw ik.
Ik zit naar het vuur te staren, kauwend op een appel.
Het liefst zou ik een stok pakken en flink in het vuur poken, tot het een hele grote vlam wordt, en dan op het laatst blussen.
Of ik kan wat buskruit uit de bommen in mijn jaszakken halen en het in het vuur gooien, zodat het flink gaat knallen. En dan misschien wat gekleurd poeder erbij, dat is een mooi gezicht.
Ik kan dit alleen niet maken met twee kleine kinderen naast me. Het zou een slecht voorbeeld zijn en daarnaast ook erg gevaarlijk.
Ik draai me om en ik zie dat Finnick en Emilyth hun appeltjes op hebben.
"We hebben nog honger Katrien, mogen we meer appels plukken?"
Ik schud mijn hoofd. Ik heb een veel beter idee. Het is midden op de dag en de kinderen zullen het leuk inden.
Ik pak wat stof van de grond en gooi het over het vuur heen. Zo, dat is uit.
"Ik weet een ondiepe plek in de vijver, hier vlakbij. Kom maar mee."
We zijn bij de vijver aangekomen. Het water komt maar tot hun knietjes en tussen hun voeten zwemmen allemaal visjes. Bovendien is er maar een slap stroompje.
"Kijk, hier heb je een scherpe stok. Doe er voorzichtig mee," eigenlijk overbodig om te zeggen, deze kinderen zijn zo rustig, slim en gehoorzaam als het maar kan. Eigenlijk verbaast het me weinig dat het elvenkinderen zijn.
"Probeer maar naar die visjes te prikken. Pas op voor je voeten."
IJverig gaan ze aan de slag. Gelijk hebben ze een goede tactiek gevonden om niet in hun voeten te prikken: Ze gaan met hun benen wijd staan en prikken dan tussen hun voeten in als er een visje tussendoor zwemt, wat vaak genoeg gebeurt.
"Ik heb er eentje!" kraait Finnick.
Katrien Bom~
