Dit stukje heb ik net gevonden uit een oude stapel papieren (iets van 2 maanden uit ofzo):
(let op! Dit stukje kan schokkend zijn voor sommigen!!)
Mijn hart bonkt in mijn keel. Een hete hand klopt nog na op mijn wang. Papa's hand.
Mijn voeten stampen de trap op. De slaapkamerdeur wordt opengerukt en weer keihard dichtgeslagen.
Ik laat me voorover op het bed vallen. Tenen in het matras geboord, vingernagels in het dekbedovertrek gedraaid. De gele bloemetjes zijn niet meer te herkennen. Ze zien eruit als de reflecties van een lachspiegel, mislukkelingen van moeder natuur. Precies zoals ik me nu voel.
Ik til mijn hoofd op van mijn inmiddels natte kussen. Dit wil ik niet meer. En papa ern mama ook niet. Net als kleine Joseph, die van schrik begint te brullen als er weer oorlog uitbreekt in dit huis. Het gekrijs wordt ook nog erger als hij een draai om zijn kleine oortjes krijgt.
De woede in me is nog niet afgekoeld. Mijn hand reikt naar de groengeverfde houten bureaustoel en gooit het stevig tegen het bureau. Twee kleine deukjes in het tafelblad blijven over als souvenir.
Ik hoor gebonk op de trap.
"Ben je nou het huis aan het afbreken?" buldert papa's stem door het krappe halletje.
Ik zeg niets terug. Ik huil alleen maar. De voetstappen komen dichterbij. Hij staat nog maar een paar meter van mijn slaapkamerdeur verwijderd. Voordat de deurklink ook maar de kans krijgt om door mijn vader naar beneden geduwd te worden, schuif ik er dezelfde stoel gauw onder.Het metaal klapt tegen het hout.
"Doe open of ik zal je eens mores leren!" zijn grote metselaarshanden bonken metselaarshanden op de deur.
"Ga weg!" gil ik. Voor de zekerheid hou ik de deur met mijn hele lichaamsgewicht tegen.
Een schop volgt tegen de rugleuning, dwars door de witgelakte deur.
"Ga weg!" herhaal ik. Mijn stem slaat over van de schrik.
Er wordt nog een hopeloze poging gedaan, maar ik en mijn stoeltje houden vol. Papa mag niet binnen komen, nooit niet.
Plotseling blijft het akelig stil. Ik durf me niet te verroeren, laat staan de zetel weg te trekken. Straks staat hij er nog en bereidt zich een verrassingsaanval voor, precies zoals de vorige keer. Sindsdien ben ik vier blauwe plekken op mijn amren en benen, twee op mijn gezicht en een korstje op mijn lip rijker.
Na tien minuten zo gestaan te hebben lijkt hij echt naar beneden te zijn gegaan.
Ik spits mijn oren. Gemompel. Hij is dus echt weg. Opgelucht zet ik mijn trouwe vriend weer terug op zijn oorspronkelijke plaats: tegen de deukjes in mijn bureau.
niet geweldig, maarja.
Laatst gewijzigd door Hikari-desu op ma 19 sep 2011, 21:23, 2 keer totaal gewijzigd.
Ik heb ooit een keer een verhaal van 26 pagina's geschreven in groep 6 en daarna niet meer. Maar tjonge zeg, sommigen van jullie kunnen echt goed schrijven!
Afgelopen jaar deden we mee aan een verhalenwedstrijd op school, het onderwerp moest gaan over een stad.
Ik vond dit erg moeilijk, wat je allemaal om een stad moest schrijven?
Na een dag had ik inspiratie, en schreef ik het op:
Een dag in Den Haag
Zonnestralen komen neer op de donkere duinen langs de kust. En woeste zee die zijn golven slaat langs het koude strand. Het is nu hartje winter in Nederland. Ik loop nu over de duinen, het is een tijdje geleden dat ik met jou hier was. Samen speelde wij in de zomer op het strand, jij bouwde altijd graag zandkastelen. Dit was onze eerste ontmoetingsplek, jij hield van het strand. Dus pak ik even een schelp van het strand, en neem het mee in mijn zak. Ik ben nu onderweg naar jou toe.
Ik loop het centrum in. Mensen lopen van kris kras naar alle kanten. Die koopt weer een aantal kerst spullen. En de ander gaat weer kijken of er nog iets lekkers is te eten bij de snackbar.
Het spui, onze plek die we hadden op het pleintje. Samen gingen we daar lunchen als we pauze hadden van ons werk. Jij kocht altijd een broodje haring daar in de buurt. Dat vond jij altijd zo heerlijk toen wij nog samen waren.
Ik zie de visboer nog staan, en ik koop een broodje haring voor jou. Die neem ik ook mee voor mijn dierbare schat.
Ik loop richting het Zuiderpark, de plek waar ik jou te huwelijk vroeg. Ik gaf je mijn hart die dag, jij keek blij en je ogen straalde van geluk uit. Vanaf toen waren wij verloofd. Jij plukte een viooltje bij de boom langs de waterkant. De boom staat er nog steeds, alleen zijn er nu geen viooltjes.
Ik ben alleen niet te beroerd om nog een viooltje te kopen voor jou bij het tuincentrum.
Ik loop langs een café bij het Jonckbloetplein. Dit was onze café altijd waar wij elke zaterdag avond het liedje zongen “Oh oh Den Haag”.
Jij nam altijd een flesje spa blauw, alcohol moest jij niet hebben. Ik loop nu het café in en ik bestel een spa blauw. Ik neem dit ook mee speciaal voor jou. Jij bent mij nog steeds zoveel waard.
Ik loop nu de hele dag zo beetje door Den Haag. Het blijft een oneindige stad met zo zijn goede en slechte tijden. Over slechte tijden gesproken, ik loop nu langs het Hollandsspoor waar wij ruzie kregen voor het eerst. Jij was niet blij dat ik koos om samen met jou in Utrecht te wonen vanwege mijn studie. Uiteindelijk kon je het maar niet accepteren, omdat jouw moeder enorm ziek was.
Jij wou Den Haag niet verlaten. Jij deed onze ring van je af, en liep boos weg. Ik bleef alleen achter met de ring. Dus nu ga ik een bosje bloemen voor je kopen, het was uiteindelijk niet de juiste keuze, de opleiding die ik in Utrecht deed. En heb daarvoor jou moeten laten vallen. Den Haag was onze thuis plek, en dat moest ook voor altijd zo blijven.
Ik loop nu op een plek waar ik liever niet had willen zijn, maar ik weet dat jij hier wel bent. Ik hoef nog maar een paar meter verder te lopen…En dan zie ik jouw naam op het graf.
De dingen die ik onderweg had meegenomen, na mijn dagje lopen in Den Haag, had ik speciaal voor jou bewaard.
Ik zakte door mijn knieën en pakte de schelp uit mijn zak, omdat jij zo van het strand hield leg ik dit neer bij je graf.
Ik pak het broodje haring die ik voor je kocht, omdat jij dit altijd lekker vond. Ook zet ik dit bij je graf neer.
Ik pak het viooltje voor je uit, en zette dit ook bij je graf neer. Omdat jij dit voor mij plukte bij het Zuiderpark.
Ik pak de spa blauw uit mijn tas, en legde dit er ook bij. Omdat je dit graag dronk.
Ik pak mijn bosje bloemen voor jou, omdat het mij spijt dat ik je heb laten gaan.
En als laatst, geef ik je de ring terug die voor jou bedoeld was.
Ook al ben je er niet meer, je bestaat nog wel in mijn gedachte. Ik was kapot ervan toen ik hoorde dat je een auto ongeluk had gekregen.
Jij bent geboren en gestorven in Den Haag.
Ik pak mijn Blackberry op, en zet het nummer “Oh oh Den Haag” op. Samen luisteren wij dit liedje af.
Ze waren enorm onder de indruk, maar winnen zat er niet in. Niemand had gewonnen omdat andere de inzendingen niet zo serieus namen. Toen hadden ze besloten dat niemand won.
Ik moest me ook aan een aantal woorden houden, en dat lukte ook. Dus daarom heb ik de details over de plekken in de stad niet al te groot gedaan.
Het is niet zo moeilijk, zeggen ze. Maar ze zeggen zoveel. Ze zeggen ook dat meisjes van zeventien met kanker kunnen genezen. Ze zeggen dat ze uit zullen gaan, kunnen studeren, verliefd zullen worden, kinderen kunnen krijgen en dat ze later oud en gelukkig sterven. Ze zeggen zovéél. Zoveel dat het er in mijn hoofd soms van begint te duizelen, dat mijn oren suizen en dat ze informatie niet meer kunnen filteren. Je wordt wel beter. Hoe vaak heb ik dat zinnetje al wel niet gehoord? Hoe vaak kwam mijn moeder wel niet naast mijn bed zitten, haar handen op het dekbed, haar ogen betraand en haar lippen op elkaar geklemd om niet te laten merken dat ze de hoop eigenlijk al opgegeven had?
Ik kan je zeggen dat het vaak was. En ik kan de keren niet eens meer op mijn beide handen tellen, ik denk zelfs dat er minder dagen sneeuw ligt dan de keren dat mijn moeder haar hoop bijna verloren heeft. Ze is geen opgever. Toch zit ze hier, naast me, in de spreekkamer die ziekenhuis ademt. De lucht ruikt er naar rottende lichamen die gereinigd zijn met antibacteriële zeep om de lijkenlucht tegen te gaan. Het hangt hier in de lucht. Dit is de plek waar mensen sterven en waar alle doktoren de laatste sprenkeltjes op een toekomst voorgoed tot restjes as verbranden. Wat een ironisch idee, eigenlijk.
Hij zit tegenover me. De dokter dus, niet dat idee. Al had dat er vast grappiger uitgezien dan de norse uitdrukking die op de man zijn magere gezicht gebeiteld staat. Hij heeft een grote snor, zo’n donkere met grijze plukken. Hij doet me denken aan de staart van een kat. We hadden vroeger een kat thuis, maar die moest de deur uit omdat ik ziek werd. Net zoals de vissen. Mama waakte immers vierentwintig uur per dag als een spook over mijn lichaam. Ik denk dat de afwas van drie weken geleden nog in de gootsteen staat.
Hij recht zijn knieën om me een hand te geven, schuift zijn stoel dan naar achter en vouwt zijn handen op zijn buik. Zijn stem kraakt als hij mijn naam zegt. Zijn blauwe ogen schieten door hun kassen als vogels gevangen in een kooi. De arme man. Dagelijks mag hij meisjes zoals ik vertellen dat er geen toekomst meer voor ze in zit. De één reageert huilend en in paniek en de ander doet zoals ik. Ze zegt niks.
“Hoor je me wel?” zegt hij, en ik knipper met mijn ogen als teken van herkenning. Ik denk aan zijn gezin dat thuis zit. Zijn vrouw die nu aardappels staat te koken op een burgerlijk fornuis terwijl hun koters rond haar benen dansen. Daarna knik ik.
“Het spijt me dat ik je dit zeggen moet, maar ik kan je niet langer zelf behandelen. Ik heb ook kanker.”
Zomaar uit mijn duim geschud. Ik hoop dat het niet te awkward is.
Even when I say goodbye to you, I will hate you, but I will Love you too...
I'm saying goodbye to you, because I hate you for leaving me and not taking any contact with me...
I feel like you don't want me as your daughter, that is why I have to let you go...
I have no reason to love you and I don't know why I do, that is why I'm saying goodbye to you...
Ik schrijf maar erg weinig, maar als ik inspiratie heb schrijf ik zulk soort dingen in het Engels en Nederlands.
Leuk allemaal
Ik ben bezig met een verhaal, weet niet of ik het ooit hier gepost heb, maja:
~~~~~~
Inleiding
'Wacht even!', lachte ik, Noah lachte en trok een sprintje, ik probeer haar bij te houden maar ze is te snel. Tranen sprongen in mijn ogen van de wind, het brandt, een fijn gevoel. 'Noah! Wacht nou even!', hijgde ik, ik zie dat Noah zachter begon te lopen, ik versnelde mijn passen en binnen de kortste keren loop ik naast haar, 'Jezus! Wat kan jij lopen zeg!', zei ik, Noah lachte, inmiddels zijn we aangekomen bij het ravijn, Noah wou me iets vertellen, 'stop hier', mompelde ze, ik stopte, maar zij liep door, 'Noah? Wat is er?', mijn stem trilde van bezorgheid, dit was niet goed, Noah keerde me nooit de rug, nooit in die 12 jaar dat ik haar kende, ik had haar ontmoet ik groep 2, van de basisschool, we waren meteen beste vriendinnen, 'Noah?', mijn stem piepte, langzaam draaide ze zich om naar me, 'lieve Claire, dit is de laatste keer dat ik je zie', haar stem klonk droevig, toen liep ze naar achteren en stortte in het ravijn.
Met een schok open ik mijn ogen, ik ril, 'waarom Noah?', fluister ik, 'waarom deed je dat?', en toen ik dat zei, wist ik nog niet dat mijn leven een totaal andere wending zou nemen.
1
'Claire? Wakker worden meissie, het is al 7 uur geweest', slaperig open ik mijn ogen, mijn moeder staat in de deur opening, het licht in mijn kamer is nog uit, 'hoe laat is het nu dan?', vraag ik kreunend, `half 8´, de lippen van mijn moeder krullen zich tot een glimlach, `ik ben blij dat je zo goed geslapen hebt, Claire, je bent niet eens gillend wakker geworden´, ze moest 'ns weten hoe ik wakker ben geworden, 'weet je wat voor dat het vandaag is?', ditmaal klinkt de stem van mijn moeder droevig, 'ja', fluister ik, 'dat weet ik maar al te goed', vandaag is het 7 april, de dag dat Noah zelfmoord pleegde, als ik eraan denk schieten de tranen weer in mijn ogen. 'We missen haar allemaal', fluistert mijn moeder, 'al 3 jaar lang', ja, vandaag is het officieel dat Noah 3 jaar dood is, en het doet me nog steeds pijn, ik voel wat tranen over mijn moeder lopen, 'wil je vandaag naar school?', fluistert ze, ik schud mijn hoofd, 'nee, niet vandaag', elk jaar, ging ik niet meer op deze dag naar school, het was de dag dat mijn hart meer pijn deed, Noah was mijn allerbeste vriendin, en het ergste is nog, we hebben haar niet eens kunnen begraven, of cremeren, zoals ze zelf wilde, niemand heeft haar lichaam ooit gevonden.
Mijn moeder sluit de deur, en even later hoor ik haar overleggen met de directeur van school, hij wordt er gek van dat ik altijd op deze dag nooit naar school ga, maar hij weer niet hoeveel deze dag voor me betekent.
'Alstublieft! U weet niet hoe vervelend deze dag voor mijn dochter is!', hoor ik mijn moeder zeggen, het wordt even stil. 'Maar meneer!', hoor ik mijn moeder roepen. 'Ja oké, dat begrijp ik wel, maar zij is echt niet de enige!', klinkt mama's stem verslagen. 'Maar', begint mijn moeder haar zin maar zo te horen wordt ze af gekapt. 'Moet ze dus..', mama's stem klinkt aarzelend. 'Ja meneer', ik hoor dat mijn moeder ophangt en naar boven loopt, ik doe net alsof ik weer slaap.
Ik hoor dat de deur van mijn kamer op een kier open word gezet, 'Claire, meneer Willsons wil dat je vandaag gewoon naar school gaat?, klinkt mijn moeders stem. 'Doe ik niet! Meld me dan maar ziek', snik ik. 'Claire', mijn moeder zucht. 'Lieverd we hebben het allemaal niet makkelijk, ik niet, papa niet, en Noah's ouders ook niet. Ik snap dat je er nog steeds mee zit. Dat doen we namelijk allemaal. Maar je kan je daarvoor niet zomaar ziek melden, dan kan je ook gewoon zeggen dat je helemaal niet naar school gaat, want er gaat elke dag wel iemand dood weet je.' Mama's hand aait over mijn wang, 'kop op meid', zegt ze en knijpt voorzichtig in mijn wang. 'Je slaat je er wel doorheen.'
Ik sluit mijn ogen en haal Noah's gezicht voor, ze lacht. Ik voel hoe mijn wimpers nog natter worden dan ze al waren en open snel mijn ogen. 'Kan ik niet spijbelen?', fluister ik schoor, met mijn laatste hoop. Mama schudt haat hoofd, 'sorry lieverd, dat willen we allemaal wel', zegt ze. Ze knijpt voor de laatste keer in mijn hand en staat op. 'Ga je maar aankleden', zegt ze en ze loopt de kamer uit.
Moeizaam sla ik de deken van me af en sla mijn benen over de rand van het bed. Ik sta op en loop naar mijn kleren kast en pak er een simpele spijkerbroek en shirt uit. Ik sluit mijn ogen, dit soort dingen droeg Noah altijd.... Nee, niet aan denken, niet nu! Snel trek ik de kleren aan en pak mijn agenda op zoek naar mijn rooster van vandaag.
Wiskunde ~ Geschiedenis ~ Aardrijkskunde ~ Economie ~ Natuurkunde ~ Frans ~ Duits
Pff.. Vandaag beginnen met Wiskunde en dan ook nog tot het zevende op school. Lekker, waarom kunnen er op een dag als vandaag niet alle lessen uitvallen? Ik pak de boeken die ik nodig heb en stop ze in mijn rugzak. Daarna slinger ik die op mijn rug en loop naar beneden. 'Goed zo', klinkt mijn moeder prijzend. 'Blegh', krijgt ze als antwoord. Een zachte lach komt uit mijn moeders mond, 'da's mijn meissie', zegt ze en als ik verschijn krijg ik een stralende lach te zien. Ik zucht diep en loop naar de keuken. 'Je brood heb ik al gesmeerd en ligt op het aanrecht', zegt een stem, ik draai me op en zie mijn vaders hoofd verschijnen vanuit de deuropening. Hij glimlacht moeizaam en loopt naar me toe. 'Ik snap dat het vandaag een moeilijke dag voor je is Claire', zegt hij. Ik knik. Papa slaat een arm om me heen en drukt een kus op mijn kruin. 'Succes meisje', zegt hij. 'Dag papa', zeg ik en druk een kus op zijn wang. Daarna loopt hij naar mijn moeder toe en geeft haar een kus. 'Tot vanavond, schat', zegt mijn moeder. Mijn vader glimlacht en wendt zich nog even tot mij. 'Negeer andere maar vandaag, oké?', zegt hij ernstig, ik kijk naar mijn schoenen en zucht. Niet veel later hoor ik de voordeur dicht gaan.
Iedereen op school (de leerlingen in iedergeval, van de leerkrachten weet ik het niet) hield mij verantwoordelijk voor Noah's dood. Natuurlijk had ik er niks mee te maken, maar hun geloofden dat niet. Noah was de gene die altijd goede cijfers haalden, altijd de beste was, en ik was altijd tweede. Ik ben er altijd al jaloers op geweest, en toen Noah nog leefden wist zij het ook. Iedereen wist het eigenlijk. En toen Noah dood ging. Was ik de beste ondanks dat ik met veel verdriet zat. Nu was ik degene die de hoogste cijfers haalden, de gene die overal de eerste en de beste in was. En iedereen dacht dus dat ik Noah het ravijn in geduwd had, zodat ik de beste zou zijn. De ouders van Noah en mijn ouders geloven die praatjes niet, want hun weten hoe het echt zit, hoe ik me echt voel. En ik voel me vreselijk. Ik bedoel maar, iedereen die je schuldig bevindt terwijl je zelf niks gedaan hebt, het enige wat je gedaan zou hebben is Noah's beste vriendin zijn, en het goed vinden dat ze altijd eerste werd. Maar ik heb daar nooit mee gezeten, Noah was er altijd voor me en hielp me met dingen als ik iets niets snapte, maar dat was nu over, nu was Noah er niet meer en moest ik alles zelf doen. Dus ook voor mezelf opkomen, en dat was nog niet zo makkelijk. Sinds de 3 jaar dat Noah dood is wordt ik gepest, wordt ik geslagen, en bedreigt, ik durf het tegen niemand te zeggen. Ja, lekker slim, ik weet het. Achteraf is het ook niet slim, maar wat moet ik anders? Het pesten zal er heus niet minder om worden.
'Claire? Je moet gaan?', haalt mijn moeders stem me uit mijn dromen. 'Uhu', mompel ik en loop naar de kapstok om mijn jas te pakken. Als ik mijn jas heb aangetrokken staat mijn moeder al buiten met mijn fiets aan haar hand, een grimmige glimlach verschijnt op mijn gezicht. 'Thanks mam', mompel ik als ik naar haar toe loop. Mijn moeder leunt naar me toe en drukt een kus op mijn wang, 'hup, naar school jij', zegt ze vrolijk. 'Hmpf', grom ik.
Als ik het paadje uitfiets beginnen mijn gedachte op vollen toeren te werken. Doel bewust sla ik niet rechtsaf, richting school, maar fiets rechtdoor en probeer de weg naar het kerkhof voor mijn geest te halen. 'Hey!', verschrikt kijk ik op als ik de stem hoor. 'Wacht nou even!', roept de stem, maar ik kijk niet om, ik ben te bang dat, als ik dat doe, een klap in mijn gezicht krijg. 'Claire! Wacht nou!', hijgt de dichter bij komende stem. Ik verstijf als het tot me doordringt van wie de stem afkomstig is. Het is de stem van niemand minder dan Stefan. 'Je hebt me laten schrikken!', roep ik boos. Stefan grinnikt, maar als snel stopt dat. 'het verbaast me dat je vandaag naar school gaat', zegt hij zacht. Ik haal mijn schouders op. 'Ik was het ook niet van plan', zeg ik. 'Maar ik moest.' Stefan kijkt me verward aan. 'Van die klootzak van een directeur', maak ik hem duidelijk. Stefan knikt peinzend en staart naar de helder blauwe lucht. 'Ik mis mijn zusje zo erg', fluistert hij zachtjes. 'Ik mis haar ook Stefan', zeg ik en kijk naar het stuur van mijn fiets en probeer mijn hard kloppende hart te vergeten.
Inmiddels bevonden wij ons in de buurt van de school, de rumoerige geluiden weerklonken telkens beter in mijn oren. 'Hier gaan we dan', hoorde ik Stefan zeggen. Ik slik en verwacht een hoop gescheld als we het schoolplein op fietsen.
2
'Dus Claire, wat is het antwoord?', de stem van mijn wiskunde leraar haalt me uit mijn gedachte.
~~~~~~
Volgens mij lees je heel goed waar ik ben verder gegaan
Ik ben redacteur bij een website. Al een jaar. Ook gaan we vaak op uitjes met de groep. Maar jemag ook bijv. Een iPad uittesten en dan houden als je maar blijft schrijven. Ook schrijf ik voor mijn stage veel verhalen over de brugklas om ze te presenteren aan groep 8. Verder heb ik hier 1 dagboek maar mijn schrijf kunsten zijn daar iets minder dan wat ik gewend ben. Nu ben ik ook al gevraagd voor een tijdschrift in ons dorp. =D
Ik ga een nieuw verhaal schrijven, en ik denk niet dat ik hem hier helemaal ga posten, alleen de proloog;
Het was voor ons allemaal normaal. Elke dag verborgen we iets van onszelf. Elke dag was ik bang om uit gescholden te worden voor wie ik was. Elke dag was ik bang voor de vragen naar mijn wonden. Elke dag verborg ik mijn blauwe plekken. Het leken gewoonte’s te zijn geworden, maar de pijn werd erger. Elke dag kwam er een stukje bij de pijn, net als bij een puzzel, en als hij af zou zijn, zou het voor ons ook genoeg zijn. Net als bij een glas dat gevuld wordt tot hij overstroomd. Ooit zou het teveel worden, maar nu was de puzzel nog maar half gemaakt, het glas nog maar half gevuld. Nog elke dag moesten we de pijn van ons leven verdragen. En elke dag werd het erger.
Ja, mega onduidelijk, maar het gaat over 3 personen (:
Ik heb een paar weken terug, dit begin van een verhaal geschreven. Later op school kwam er een schrijver en moesten we met een groepje een verhaal bedenken, toen kwam ik met het idee flashbacks, aangezien ik bezig was met dit, en dit zijn flashforwards, maar nou ga ik dat verhaal eerst afschrijven voordat ik deze misschien afschrijf, misschien ook wel helemaal niet, maar ik wou het toch even posten aangezien ik niet weet of ik het afschrijf. Het zou een Sims dagboek worden.
Ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden.
Remembered.
Proloog 01012011
Mijn hoofd dreunt zwaar, het lijkt steeds dezelfde kalme dreun te zijn. Het beeld wat ik zie is vaag, een wit plafond. Ik probeer te bedenken waar ik ben. Ik kan het niet. Mijn gedachten gaan niet verder dan een klein jongetje met donkere lokken. Maar ik ben geen klein jongetje, dat voel ik. Ik kan me niet herinneren wie ik ben, wat ik doe, en waar ik ben.
1.1 Een man en een vrouw. 07042020
‘Dan! Dan! Hier ben ik, achter je!’ Een vrouw roept een man. De man draait zich om, hij komt me bekend voor. ‘Mel! Daar ben je!’ Wie zijn deze mensen, en waarom ben ik zo nieuwsgierig naar deze man! Ik probeer het te vragen, maar het lukt niet. Ik ben er niet. Het enige wat er is zijn mijn gedachtes. Mijn gedachtes over deze mensen. ‘Zullen we gauw naar binnen gaan, een lekkere warme kop cafeïne drinken?’ ‘Graag’ Antwoord de man. Ze lopen pratend weg, en ik kan ze niet meer verstaan. Ik probeer ze te volgen, maar het lukt niet. Steeds verder gaan ze weg, of lijkt dat maar zo? Ik heb het nu pas door. Ik wordt weggezogen. Weggezogen van deze vreemde mensen.
01022011
Ik open mijn ogen opnieuw. Het plafond boven mij is nog steeds wit. Nog steeds dezelfde kalme dreun. Wat een rotgeluid. Ik wrijf over mijn hoofd, weer komen mijn gedachtes niet verder dan het kleine jongetje met de donkere lokken. Ineens weet ik het, ik herinner me de man en de vrouw. Die samen praten wegliepen. Plotseling hoor ik weer voetstappen. Dezelfde kalme voetstappen van de man en de vrouw. Ik luister en hoor een deur opengaan. Een blonde onbekende vrouw, met een vertrouwd gevoel buigt zich over me heen. Ze glimlacht en drukt op een doosje aan haar riem. ‘Dokter Hummen, ik geloof dat onze patiënt in kamer 201 is bijgekomen.’ Ik hoor een krakend geluid. ‘Ik kom er zo aan.’ Ik ben angstig en kijk haar van terzijde aan. ‘Hallo meneer Plugge. Straks komt er een dokter en die gaat u even onderzoeken.’ Wat is dit, wie is deze vrouw toch? Ik probeer wat te zeggen maar het enige wat uit mijn mond komt is: ‘Huuuhuuu…’ Ze lacht me vriendelijk toe en loopt weg. Ik sluit mijn ogen. Het lijkt alsof ik even wegglijd van de bewoonde wereld.
14012012
Deze kamer is bekend. Een klein straaltje licht glijd via een klein raampje ergens rechts in de kamer naar binnen. Ik wacht. Weet hij wel waar ik ben of vergis ik me steeds met mijn gedachten? Het kan zijn dat ik het me niet kan herinneren. Dat ik me niet meer herinner wat er gisteren gebeurd is. Het kan elk moment gebeuren dat ik niet meer weet wat ik deed en wat ik gedaan heb, wie ik ben. Het licht hier in deze kamer lijkt met de minuut te veranderen. Eerst donker, dan weer licht, en dan is het opeens weer pikkedonker. Ik heb hier zo lang op gewacht. Tenminste, dat denk ik. Misschien heb ik hem al eens ontmoet, misschien ben ik dat weer vergeten. Ik herinner me er niets meer van. Hoeveelste is het vandaag? Hoeveelste was het gister? Wacht. Stil. Hoor ik hem nou? Wat is dit? Wat gebeurd er? De deur gaat open… eindelijk! Ik moet me stil houden, maar ik wil weten of jij het bent. Een voet, wordt een been, die been lijd mijn ogen naar een lichaam, met armen, en op dat lichaam…
1.2 Ziekenhuis 15012011
Bijna, bijna wist ik het. Ik staar naar het plafond. Wist ik maar wat er zou gebeuren. Ik moet goed nadenken, om dingen te herinneren. Mijn herinneringen gaan niet verder, dan de dag dat ik geboren werd. Mijn eerste verjaardagen. De verjaardagen van een jongetje met donkere lange lokken voor zijn ogen. De verjaardagen van een tiener met nog langere donkerdere lokken voor zijn ogen. En op al deze verjaardagen waren mensen. Allemaal mensen. Allemaal onbekend, voor mij. Ik weet niet wie het zijn, en of ik ze ooit nog tegen zal komen.
Dezelfde deur als eerder gaat weer open. Dit keer komt er een grijze man binnen. Hij heeft een dikke buik en gekleed als een dokter, waarschijnlijk is hij dat ook. ‘Dag meneer Plugge. Ik zie dat u bij bent komen. Ik wil even wat testjes doen.’ Ik kijk de meneer wantrouwig aan, ik wil weten hoezo ik me niets kan herinneren. ‘Meneer…’ Weet ik eindelijk uit te brengen. Het gaat met moeite, alsof ik lang niet heb gesproken. ‘Aha, ik zie het al. U hoeft niets te zeggen, u hoeft alleen te knikken of te schudden. Kunt u zich herinneren wie u bent?’ Ik schud twijfelend van nee. ‘Kunt u zich überhaupt iets herinneren?’ Ik denk even na, want in feite kan ik me herinneren wat ik zojuist gezien heb. Twijfelend knik ik ja. ‘Dat is mooi, maar eerst zullen we je stem wakker moeten maken. Probeer maar wat geluiden te maken.’ Wat zou er gebeurd zijn, hoezo herinner ik me toch niets? Mijn ogen vallen dicht. Ik ben moe, en het lijkt weer alsof ik van de bewoonde wereld wegglijd.
16012011
Wat vinden jullie ervan.
Laatst gewijzigd door Snateraar op ma 19 dec 2011, 21:33, 1 keer totaal gewijzigd.
^
Ja weet ik, ik heb dat volgens mij een jaar geleden geschreven, maar nu is alles gelukkig weer goed enzo ;D
Bedankt Linsey ;D.
Leuk hoor Dave, maar wat betekenen die cijfers nou boven de alinea? & je hoeft niet te power posten, je kan je bericht gewoon wijzigen Ik wil het wel veranderen maar ik heb echt geen idee hoe -.-"
Wow, goede schrijvers hierzo. ;o Vroeger schreef ik echt heel veel, nu eigenlijk niet meer zo.
Edit; ik vond net dus wel een verhaal van me, hieronder alleen de proloog;
Proloog.
Ik staarde uit het raam, volgde de dwarrelende sneeuwvlokjes. Het enige geluid was mijn ademhaling en de ouderwetse klok, die de kamer vulde met zijn getik. Stilte. Het was te stil. Dat deed me denken aan háár. Mijn grote voorbeeld, de persoon die me had gemaakt zoals ik nu was. Mijn ogen begonnen te prikken en vulden zich met tranen. Ik miste haar. Ik tekende een klein hartje in de hoek van de beslagen ruit. Waarom zíj? Waarom moest de persoon die het juist niet verdiende, al die pijn leiden? Een zote traan baande zijn weg naar beneden. Ik haalde mijn mobiel uit mijn zak en keek naar de achtergrond. Mam en ik. Vlak voordat alles veranderde. Voordat ze hét kreeg. Iets waar sommige mee schelde, terwijl andere er aan dood gingen. Kanker.
Ik was dat verhaal al lang weer vergeten, volgensmij heb ik die 1/2 maanden terug geschreven. Ik ben er niet helemaal tevreden mee, iemand tips? Het gaat dus over een meisje waarvan haar moeder is overleden & ze woont nu bij haar vader die haar mishandeld, zegmaar..